9.3.4 Vervanging van het wiel
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE
Controleer dat de machine stabiel en stil
blijft staan tijdens het optillen. Indien men
iets vreemds merkt, moet men de krik
onmiddellijk omlaag brengen, controleren
en eventuele problemen oplossen en
vervolgens de krik opnieuw optillen.
1. Verwijder de bedekking (Afb. 30.A).
2. Til de krik voldoende op om het wiel
gemakkelijk te kunnen verwijderen.
3. Verwijder, met behulp van een
schroevendraaier, de veerring (Afb.
30.B) en de drukring (Afb. 30.C.).
4. Verwijder het wiel dat
vervangen moet worden.
5. Breng vet aan op de as (afb. 30.D).
6. Monteer het nieuwe wiel.
7. Plaats de drukring en de veerring
zorgvuldig weer op hun plaats.
OPMERKING
Controleer of de achterste wielen op dezelfde
hoogte staan (afb. 31.A) en het verschil tussen
de externe diameters tussen de twee wielen (afb.
31.B) niet meer is dan 8-10 mm. Indien dit wel
zo is, moet men, om een onregelmatig maaien
te voorkomen, de uitlijning van de maaigroep bij
een geautoriseerd dienstcentrum laten afstellen.
9.3.5 De banden repareren of vervangen
De banden zijn "Tubeless" en iedere vervanging
of reparatie als gevolg van een lek dient dan ook
door een vakman uitgevoerd te worden volgens
de, voor dit type banden, geldende voorschriften.
9.4
VERVANGING LEDLAMPEN
In geval van een storing van een
ledlamp moet u zich wenden tot een
geautoriseerd servicecentrum.
10. STALLING
Wanneer de machine gedurende meer dan
30 dagen opgeborgen moet worden:
1. Verwijder de contactsleutel.
2. Reinig de machine zorgvuldig.
3. Controleer of de machine geen schade
vertoont. Contacteer, indien nodig,
het geautoriseerde dienstcentrum.
4. Berg de machine op:
• met de maaigroep omlaag
• in een droge omgeving;
• beschermd tegen weersinvloeden,
in de schaduw, met een aanbevolen
temperatuur tussen 0 en + 40 °C;
• indien mogelijk bedekt met een doek;
• buiten bereik van kinderen;
• na zich ervan verzekerd te hebben
de sleutels of gereedschappen
die voor het onderhoud gebruikt
werden, verwijderd te hebben.
LET OP
De accu moet minstens één keer per
maand volledig worden opgeladen, en
altijd voordat de activiteit wordt hervat.
Wanneer de machine opnieuw in werking wordt
gesteld, moet ze voorzien worden zoals is
aangeduid in hfdst. "7. Gebruik van de machine".
11. HANTERING EN TRANSPORT
• Wanneer men de machine
hanteert, moet men:
1. ontkoppel de maaigroep;
2. plaats de maaigroep op de
maximale hoogte;
3. schakel de machine uit en haal
de contactsleutel weg
4. schakel de transmissie uit (par. 6.3).
• Wanneer men de machine met een wagen
of aanhangwagen vervoert, moet men:
• opritten gebruiken met geschikte
weerstand, breedte en lengte;
• de machine laden met de elektrische motor
uitgeschakeld, met de contactsleutel
uit het stopcontact van de machine,
zonder bediener, duwend, en met
een geschikt aantal personen;
• de maaigroep omlaag brengen;
• de machine zo plaatsen dat ze
geen gevaar veroorzaakt;
• schakel de transmissie in (par. 6.3);
• haar stevig aan het vervoermiddel
bevestigen met koorden of kettingen
om te vermijden dat ze kantelt met
mogelijke schade als gevolg.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE
Als u denkt dat u niet in staat bent om de
verplaatsing of het transport onder veilige
omstandigheden uit te voeren, neem dan
contact op met het servicecentrum.
NL - 25