Ingebruikname - REMS MSG 25 EE Instrucciones De Servicio

Ocultar thumbs Ver también para MSG 25 EE:
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 14
nld
De aangegeven trillingsemissiewaarde werd met een genormde testmethode
gemeten en kan voor vergelijk met een ander apparaat gebruikt worden. De
aangegeven trillingsemissiewaarde kan ook voor een inleidende inschatting
van de uitzetting gebruikt worden.
VOORZICHTIG
De trillingsemissiewaarde kan zich tijdens gebruik van het apparaat van de
aangegeven waarde onderscheiden, afhankelijk van de manier en wijze waarop
het apparaat gebuikt wordt. Afhankelijk van de feitelijke gebruiksomstandigheden
(intermitterend) kan het noodzakelijk zijn veiligheidsmaatregelen te nemen voor
bescherming van de gebruiker.

2. Ingebruikname

2.1. Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING
Het moflasapparaat moet op een stopkontakt met randaarde (aardkabel)
aangesloten worden. Let op netspanning! Alvorens het apparaat aan te sluiten
kontroleren, of de op het type plaatje aangegeven spanning met de netspanning
overeenkomt.
2.2. Afleggen van het verwarmingselementmoflasapparaat EE
Het apparaat wordt met de standaars (1) geleverd, zoals in fig. 1 afgebeeld.
Deze standaard dient als houder tijdens het lassen resp. als neerzetsysteem.
Als toebehoren wordt een houder voor de werkbank ( fig.2 (2) geleverd, op
welke het apparaat in horizontale of vertikale posite bevestigd kan worden.
Afleggen van het verwarmingselementmoflasapparaat FM
Het apparaat wordt op de aflegstandaard (1) afgelegd of met de houder (2)
aan de werkbank bevestigd.
VOORZICHTIG
Apparaat in hete toestand alleen bij de handgreep vastpakken (3)! Nooit
het verwarmingselement (4), de verwarmingsgereedschappen (5) of de
stalen delen tussen handgreep (3) en verwarmingselement aanraken!
Verbrandingsgevaar!
2.3. Keuze van de lasgereedschappen EE
Overeenkomstig de buisdiameters kunnen de verwarmingsgereed schappen
(fig. 3), lasdoorns en lasbussen, gekozen worden. Deze moeten, zoals in fig.1
(5) afgebeeld, op het verwarmingsele ment met behulp van de meegeleverde
inbussleutel gemonteerd worden. Met de eveneens meegeleverde stift kan de
doorn radiaal vastgehouden worden. Al naar gelang behoefte en apparaat
kunnen gelijktijdig meerdere verwarmings gereedschappen op het verwarmings-
element gemonteerd worden.
Keuze van de lasgereedschappen FM
De lasgereedschappen (5), lasbussen en lasdoorns overeenkomstig de buis-
diameter kiezen. Deze met de meegeleverde stiftsleutel op het verwarmings-
element (4) monteren.
2.4. Elektronische temperatuurregeling EE
Zowel DIN 15960 alsmede DVS 2208 deel 1 schrijven voor, dat de temperatuur
van het verwarmingselement nauwkeurig instelbaar moet zijn. Om ook de
noodzakelijke kontante temperatuur op het verwarmingselement te garanderen
zijn de apparaten uitgerust met een temperatuurregeling (thermostaat). DVS
2208 deel 1 schrijft voor, dat het temperatuurverschil van de regelingen maxi-
maal 3° mag zijn. Deze nauw keurigheid is alleen met een elektronische
temperatuur regeling te bereiken. Moflasapparaten met een vast ingestelde
temperatuur resp. met een mechanische temperatuurregeling mogen daarom
niet voor het maken van lassen, volgens DVS 2207, ingezet worden.
Bij alle REMS moflasapparaten EE is de temperatuur instelbaar. Deze worden
met een elektronische temperatuurregeling geleverd. De moflasapparaten
worden op het typeplaatje als volgt gekenmerkt:
b.v. REMS MSG 63 EE: instelbare temperatuur (E), Elektronische temperatuur-
regeling, regelt de ingestelde temperatuur met een tolerantie van +/- 1°C d.w.z.
een ingestelde temperatuur van 260°C (lastemperatuur PP) zal tussen 259°C
en 261°C schomme len.
Mechanische temperatuurregeling (thermostaat) FM
De arbeidstemperatuur van 260 ± 10° C is vast ingesteld. Productinformatie
voor buizen cq. hulpstukken in acht nemen! Voor het begin van de laswerk-
zaamheden de temperatuur aan de werkvlakken van de lasgereedschappen
controleren.
2.5. Voorverwarmen van het verwarmingselementmoflasapparaat EE
Zodra de aansluitkabel van het moflasapparaat op het net wordt aangesloten,
dan begint het zich op te warmen. Het rode net kontrolelampje (6) en het groene
temperaratuur- kontrolelampje (7) beginnen te branden. Het apparaat heeft ca.
10 minuten nodig om op te warmen. Zodra de ingestelde temperatuur bereikt
is, dan schakelt de in het apparaat ingebouwde temperatuur regelaar (thermo-
staat) de stroomtoevoer naar het verwarmings element af. Het rode net-
kontrolelampje brandt verder. Het groene temperatuur-kontrolelampje knippert
en toont daarmee het voortdurende in- en uitschakelen van de stroomtoevoer
aan. Na een verdere wachttijd van 10 minuten (DVS 2207 deel 1) het moflassen
beginnen.
Voorverwarmen van het verwarmingselementmoflasapparaat FM
Als de aansluitkabel van het verwarmingselementmoflasapparaat op het net
wordt aangesloten, begint het op te warmen. De groene netspanningscontro-
lelamp (6) en de rode temperatuurcontrolelamp (7) gaan branden. Het apparaat
heeft ca. 10 min. nodig om op te warmen. Is de vereiste temperatuur bereikt,
dan schakelt de in het apparaat ingebouwde temperatuurregelaar (thermostaat)
de stroomtoevoer naar het verwarmingselement uit. De rode temperatuur-
controlelamp dooft. Als de rode temperatuur-controlelamp brandt, mag er niet
gelast worden.
2.6. Keuze van de lastemperatuur EE
De temperatuur van het moflasapparaat is op de middelste lastemperatuur
voor PP-buizen van te voren ingesteld (260°C). Afhankelijk van het buismate-
riaal kan een korrektie van deze lastemperatuur noodzakelijk zijn. Hieromtrent
moet de gebrui ker de informatie van de fabrikant van buizen en hulpstukken
raadplegen! Daarom zou de temperatuur van de verwarmings gereedschappen
(lasdoorns en lasbussen) bijvoorbeeld met elektrische oppervlaktetempera-
tuurmeter gekontroleerd moeten worden. Indien nodig kan de temperatuur door
het draaien aan de temperatuur-instelschroef (8) gekorrigeerd worden. Indien
de temperatuur versteld wordt, dan moet erop gelet worden, dat het verwar-
mingselement pas na 10 minuten na het bereiken van de ingestelde tempera-
tuur ingezet mag worden.
3. Werking
3.1. Werkwijze
Bij het moflassen worden buis en hulpstuk overlappend gelast. Het buiseinde
en hulpstukmof worden met behulp van een busvor mig en doornvormig verwar-
mingsgereedschap op lastemperatuur gebracht en aansluitend met elkaar
verbonden. Buiseinde en verwarmingsbus resp. hulpstukmof en verwarmings-
doorn zijn zo op elkaar afgestemd, dat er bij het lassen een lasdruk opbouwd
wordt (fig.4).
De richtlijn DVS 2208 voorziet voor het moflassen 2 werkwij zen, bij welke zich
de verwarmingsbussen en verwarmingsdoorns in maatvoering onderscheiden.
Bij werkwijze A is geen mecha nische buisbewerking voorzien, bij werkwijze B
is een mechani sche buisbewerking (schalen) voorzien. REMS verwarmings-
bussen en verwarmingsdoorns zijn uitsluitend voor werkwijze A gekont rueerd,
d.w.z. een mechanische buisbewerking is niet noodzake lijk.
Moflassen kan tot en met Ø 50 mm met de hand gedaan worden. Bij grotere
buisdiameters is vanwege de toenemende laskracht een daarvoor geschikte
lasmachine noodzakelijk.
3.2. Voorbereidingen voor het lassen
De gegevens van de buizen en hulpstukkenfabrikant moeten in acht worden
genomen! Het buiseinde moet haaks en vlak worden afgesneden. Dit gebeurt
met de pijpsnijder REMS RAS (zie 1.1.) of met de buissachaar REMS ROS
(zie 1.1.), Bovendien moet het buiseinde aangeschuind worden, zodat het
eenvoudiger met de mof gelast kan worden. Voor het aanschuinen wordt het
buisaan schuinapparaat REMS RAG (zie.1.1.) gebruikt.
Direkt voor het lassen moet het te lassen buiseinde en de binnenzijde van het
hulpstuk, zonodig lasdoorn en lasbussen met niet pluizend papier of doek en
spiritus c.q technisch alcohol gereinigd worden. In het bijzonder mogen geen
kunst stofresten op de coating van de lasdoorns en lasbussen blijven kleven.
Bij het reinigen van de verwarmingsgereedschappen moet er beslist op gelet
worden, dat de anti-adhesieve laag niet door gebruik van gereedschappen
beschadigd wordt. De te bewerken lasvlakken mogen voor het lassen niet meer
aangeraakt worden.
3.3. Werkvolgorde bij het noflassen
3.3.1. Opwarmen
Om op te warmen worden buis en hulpstuk snel en axiaal tegen de aanslag
resp. tot aan de markering op de verwarmingsgereed schappen geschoven en
vastgehouden. De opwarmtijd volgens de gegevens in fig.5., vakje 2 moeten
aangehouden worden. Bij het opwarmen dringt de warmte in de te lassen
vlakken en brengt deze op lastemperatuur.
3.3.2. Omschakelen en lassen
Na het opwarmen moeten buis en hulpstuk met een ruk van de verwarmings-
gereedschappen afgetrokken worden en direkt zonder verdraaien tot tegen de
aanslag samengeschoven worden. De omschakeltijd mag de in fig. 5, vakje 3,
aangegeven tijden niet overschrijden, omdat anders de lasvlakken ontoelaatbaar
afkoelen.
3.3.3. Fixeren
De gelaste delen moeten volgens de gegevens in fig. 5, vakje 3, gefixeerd
(vastgehouden) worden.
3.3.4. Afkoelen
De verbinding mag eerst na afloop van de afkoeltijd (fig. 5, vakje 5) voor verdere
installatiewerkzaamheden belast worden.
4. Service
WAARSCHUWING
Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden netstekker uitnemen! Deze
werkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd vakpersoneel worden
uitgevoerd.
4.1. Onderhoud
De apparaten REMS MSG zijn volledig onderhoudsvrij.
nld

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

Msg 63 eeMsg 63 fmMsg 125 ee

Tabla de contenido