NL
– Alleen buiten tanken en wanneer de motor
koud is.
– Roken en open vuur zijn bij het tanken
verboden.
– Benzine moet voor het starten van de motor
bijgevuld worden.
– Terwijl de motor loopt of wanneer de
machine heet is, mag het tankdeksel niet
worden geopend of benzine bijgevuld.
– Indien benzine is uitgelopen mag men niet
proberen de motor te starten. Daarvoor moet
het apparaat uit de onmiddellijke omgeving
van de uitgelopen benzine worden gebracht.
Op de motor overgelopen brandstof afwissen.
Men mag de ontsteking niet bedienen zolang
de benzine nog niet is vervluchtigd.
WW
– Om veriligheidsredenen moet de benzine-
tank en de jerrycan weer zorgvuldig geslo-
ten worden.
– In geval van beschadiging moet de benzinetank,
het tankdeksel en de uitlaatpijp vervangen worden.
– Voor gebruik moet visueel worden gecontroleerd
of de messen, de bevestigingsschroeven en de
gehele snij-eenheid versleten of beschadigd zijn.
Ter vermijding van onbalans moeten versleten of
beschadigde messen en bevestigingsschroeven
vervangen worden.
Handhaving
– De verbrandingsmotor mag niet in gesloten ruim-
tes lopen waarin zich gevaarlijke afvalgassen
kunnen verzamelen. Vergiftigingsgevaar!
– Dragers van pacemakers mogen bij lopende
motor geen delen aanraken die onder spanning
staan.
– De motor/uitlaat wordt zeer heet; niet aanraken!
– Gebruik alleen de in de gebruiksaanwijzing voor-
geschreven brandstof.
– De motorrem is om veiligheidsredenen wettelijk
voorgeschreven.
– Maai alleen bij daglicht of bij goede verlichting.
– Steeds op een goede standvastheid op hellingen
letten.
– Dirigeer de machine stapvoets.
– Maai tegen een helling in dwarsrichting en nooit
naar boven of naar beneden.
– Wees vooral voorzichtig wanneer u van rijrichting
op een helling verandert.
– Maai niet op zeer steile hellingen.
– Wees vooral voorzichtig wanneer u de maaier
omdraait of naar u toe trekt.
– Bij achterwaarts bewegingen met de maaier
bestaat struikelgevaar. Achteruitlopen daarom
vermijden.
– Vermijd abnormale houdingen. Zorg steeds
voor een veilige stand en verlies niet het even-
wicht.
– Houd de door de lengte van de geleidestang
gegeven veiligheidsafstand aan.
– Schakel de motor uit en wacht tot de snijeenheid
tot stilstand is gekomen, indien de maaier voor
26
transport moet worden opgetild, wanneer andere
velden als grasvelden moeten worden overge-
stoken of wanneer de machine naar het maaiveld
heen en weer moet worden getransporteerd.
– Til de machine nooit met lopende motor op.
– Gebruik de machine nooit met beschadigde
of ontbrekende beschermingsinrichtingen,
bijv. een beschermings-tralierooster, een
stootplaat en/of een grasopvanginrichting.
Mai alleen met grasopvangbakken, die volgens
voorschrift zijn gemonteerd en waarvan de toe-
stand werd gecontroleerd, of werk met een geslo-
ten, aan het huis dicht aanliggende uitwerpklep.
– Wijzig niet de basisinstelling van de motor.
– Bij inbedrijfstelling moet erop worden gelet, dat
de voeten zich op veilige afstand tot de snijin-
richting bevinden.
– Bij het starten of aanlopen van de motor mag de
machine niet worden gekipt, maar moet, indien
noodzakelijk, zover worden gekanteld dat de snij-
eenheid naar de van de gebruiker afgekeerde
zijde wijst.
– Houd handen of voeten uit de buurt van draai-
ende delen. Let erop dat handen en voeten niet
onder het huis komen.
– Stop de motor en trek de bougiestekker af:
– voordat u de machine controleert, reinigt of
daaraan andere werkzaamheden uitvoert.
– voordat u blokkeringen opheft of verstoppin-
gen uit het uitwerpkanaal verwijdert.
– Bij blokkering van de maaier, bijv. door het rijden
tegen een hindernis, moet door een vakman
worden gecontroleerd, of delen van de maaier
zijn beschadigd of gedeformeerd.
– Indien de maaier abnormaal gaat vibreren moet
onmiddellijk een controle worden uitgevoerd.
– Motor stilzetten
– wanneer de maaier moet worden opgetild of
gekanteld, bijv. voor transport,
– bij het rijden buiten gazons,
– wanneer de machine voor een ogenblik wordt
verlaten,
– wanneer de snijhoogte moet worden veranderd,
– voordat u bijtankt.
Onderhoud en opslag
– Zorg ervoor, dat alle schroefverbindingen vast
aangetrokken zijn.
– Het openen van de uitworpklep, het verwijderen
van beschermingsinrichtingen en van de gras-
vangzak mag alleen bij stilstaande motor ge-
schieden.
– De machine nooit met benzine in de tank in een
gebouw opbergen waarin eventueel benzine-
damp met open vuur of vonken in contact kan
komen en zich zou kunnen ontsteken.
– Laat de motor afkoelen voordat u de machine in
gesloten ruimtes opbergt.
– Om brandgevaar te vermijden, moet u motor,
knalpot, accuvak en benzinetank vrij van gras,
bladeren of uittredend vet (olie) houden.