paraat onbeschadigd bij eventueel uitlopen
van de batterijen.
1) Druk de beide vergrendelingsknoppen (8) op
de zijkanten van de zender in. Het bedie-
ningsgedeelte klikt dan los en kan in de hou-
der worden geschoven.
Schuif het bedieningsgedeelte naar bene-
den tot het opnieuw vast klikt. Het batterijvak
(11) aan de achterzijde van de zender is nu
bereikbaar (zie figuur 3).
2) Plaats twee mignon-batterijen van 1,5 V
(R6, AA) in het batterijvak, met de positieve en
negatieve polen zoals voorgedrukt in het vak.
3) Klik het bedieningsgedeelte weer los, schuif
het terug in de vorige stand en laat het daar
vast klikken.
5 Ingebruikneming
1) Sluit een hoofd- of dasspeldmicrofoon (b.v.
van "img Stage Line" de hoofdmicrofoon
HSE-110 of de dasspeldmicrofoon ECM-
402L) aan op de mini-XLR-jack (4).
2) Om in te schakelen, schuift u de POWER-
schakelaar (2) in de stand ON. Op het dis-
play (3) verschijnt de ingestelde zendfre-
quentie evenals een batterijsymbool dat de
huidige laadtoestand van de batterijen in
meerdere niveaus aanduidt:
vol
3) Druk de vergrendelingsknoppen (8) op de zij-
kanten van de zender in en schuif het bedie-
ningsgedeelte in de houder naar boven tot
het vast klikt (zie figuur 1).
4) Stel de radiofrequentie in voor de zender
→
zie hoofdstuk 5.1. Schakel de ontvanger
in en stel hem in op dezelfde frequentie
→
zie gebruiksaanwijzing van de ontvanger.
Schakel het audioapparaat (mengpaneel
of versterker) in dat op de ontvanger is aan-
gesloten.
5) Spreek of zing in de microfoon. Door de ge-
voeligheid via de regelaar GAIN (10) te wijzi-
gen, kunt u het volumeniveau corrigeren.
Gebruik de bijgeleverde instelsleutel om aan
de regelaar te draaien.
Stel de zender op het optimale niveau in.
Bij een te hoog niveau vervormt het zender-
signaal; draai de regelaar dan terug (resp.
ook helemaal naar links). Een te laag niveau
resulteert in een slechte signaal-ruisverhou-
ding; draai de regelaar overeenkomstig open.
6) De zender kan worden vergrendeld om een
onbedoelde wijziging van de frequentie of
het uitschakelen te verhinderen
stuk 5.2.
7) Nadat alle instellingen zijn doorgevoerd, klikt
u het bedieningsgedeelte weer los, schuift u
het terug in de vorige stand en laat u het daar
vast klikken.
8) Bevestig de zender met de klem (9) aan de
kledij, b.v. aan de riem of de broeksband.
Om de zender ergens anders op de kledij
aan te brengen, kunt u de klem ook anders
monteren: Schroef de klem los, draai ze (90°
naar links of rechts of 180°) en schroef ze
weer vast.
9) Om de zender uit te schakelen, plaatst u de
POWER-schakelaar (2) na gebruik in de
stand OFF. Het display geeft even de mel-
ding
5.1 De zenderfrequentie instellen
1) Houd de toets SET (7) 2 seconden inge-
drukt. Het display geeft even
wisselt dan terug naar de vorige weergave.
In het display knippert de melding MHZ.
Opmerking: Om de instelmodus zonder in-
stelling te verlaten, drukt u verschillende
keren op de toets SET tot op het display de
melding
schakelt daarna terug naar normaal bedrijf.
leeg
2) Stel met de pijltoetsen de frequentie in: bij
elke keer drukken op de toets
dert de frequentie met 125 kHz, bij elke keer
drukken op de toets
quentie toe met 125 kHz.
Opmerking: Bij gelijktijdig gebruik van
verschillende radiosystemen moeten de
radiofrequenties van de afzonderlijke sys-
temen zorgvuldig op elkaar worden af -
gestemd om storingen te vermijden.
3) Sla de instelling op door op de toets SET te
drukken. Op het display verschijnt even de
melding
ten, het apparaat schakelt naar normaal be-
drijf.
5.2 Het apparaat vergrendelen/
ontgrendelen
Bij een vergrendeld apparaat is het niet moge-
lijk om
a het apparaat uit te schakelen; wordt bij ver-
grendeld apparaat de POWER-schakelaar
weer en gaat dan uit.
verschijnt. Het apparaat
(5), neemt de fre-
, de instelmodus wordt verla-
NL
→
B
zie hoofd-
weer en
(6), vermin-
17