5.4.6
Unit afdichten
1 Dicht de openingen tussen de unit en het isolatiekussen en de
wand van de koelruimte af met mastiek.
Bij zadelmontage:
2 Installeer het dak van de koelruimte opnieuw.
3 Maak de unit verder vast met 2 schroeven door de bovenste
bevestigingsgaten.
5.4.7
Externe afvoerleiding installeren
Tijdens
de
werking
bouwt
verdamperspiralen op. De unit gebruikt een warm koelmiddel om de
verdamperspiralen te ontdooien. Het warme koelgas stroomt door de
verdamperspoel en doet het ijs smelten. Het smeltwater druppelt in
de lekbak van de verdamper, waar de ontdooispiraal van de lekbak
voorkomt dat er opnieuw ijsvorming optreedt. Vervolgens stroomt
het via de afvoerleiding (a) naar het overloopreservoir (c) in het
condensorgedeelte van de unit.
Meestal verdampt dit water in het overloopreservoir (c) waar warme
koelmiddelleidingen (d) doorheen lopen. Dit werkt tegelijkertijd als
een "waterkoelsysteem" voor warm koelmiddel.
In geval van overloop moet de externe afvoeraansluiting (e) worden
aangesloten op een externe afvoerleiding of -slang (g).
INFORMATIE
Vers vlees, vis of groenten produceren veel vocht. Reeds
ingevroren producten produceren weinig vocht.
INFORMATIE
De interne afvoerleiding heeft een sifon, die ervoor zorgt
dat de warme lucht van de condensor van de unit niet naar
de verdamper van de unit kan ontsnappen.
a
Afvoerleiding (intern)
b
Overloopopening
c
Overloopreservoir
d
Warme koelmiddelleidingen
LMSEY1A09/13 + LMSEY2A19/25
Daikin LMS
4P728170-1B – 2023.07
zich
geleidelijk
ijs
op
de
a
b c
d
e f g
e
Aansluiting externe afvoerleiding (Ø 14 mm)
f
Leidingklem
g
Afvoerleiding of -slang (extern)
1 Plaats een leidingklem (f) over de afvoerleiding (of slang) (g).
2 Schuif de afvoerleiding (g) met de leidingklem (f) over de
aansluiting van de externe afvoerleiding (e).
3 Draai de leidingklem (f) vast.
4 Zorg ervoor dat het condenswater goed door de afvoerleiding
kan worden afgevoerd:
▪ De afvoerleiding moet zo recht mogelijk langs de wand van
de koelruimte lopen, zonder knikken of bochten.
▪ Zet ze vast met schroeven, kabelbinders en klemmen zoals
vereist.
OPMERKING
Een slechte aansluiting van de afvoerslang kan lekken
veroorzaken
en
schade
installatieruimte en de omgeving.
5.5
Voeding aansluiten
De voedingskabel voor de modellen LMSEY1A09+13 heeft een
aard-, net- en nulgeleider. De voedingskabel voor de modellen
LMSEY2A19+25 heeft een aardgeleider, drie netgeleiders en één
nulgeleider. De voedingskabel is gemarkeerd met C1.
OPMERKING
Bij een driefasige voeding kan de compressor defect
geraken als de draden niet correct zijn aangesloten.
Op de draadisolatie staat een nummer om de fasen te
identificeren. Betekenis van de nummers: 1=L1, 2=L2,
3=L3, 4=nul.
1 Strip de isolatie (20 mm) van de draden.
2 Draai het uiteinde van de geleider een beetje om een "vaste"
verbinding te maken.
3 Verbinden
met
de
stroomonderbreker voor de modellen LMSEY1A09+13 moet
een eenfasige stroomonderbreker zijn; voor de modellen
LMSEY2A19+25 moet dit een driefasige stroomonderbreker
moet zijn.
4 Steek de draden in de klemmen en zet ze vast.
VOORZICHTIG
Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.
WAARSCHUWING
Het toestel MOET worden geïnstalleerd conform de
nationale bedradingsvoorschriften.
De voedingskabel MOET met een lokaal voorziene klem op de
beugel worden bevestigd om te voorkomen dat er externe krachten
op de aansluitklem worden uitgeoefend. De groen en geel
gestreepte draad MAG ALLEEN worden gebruikt voor de aarding.
5 Installatie
berokkenen
aan
de
stroomonderbreker
(Q1).
Montagehandleiding
103
De