Indien eender welke van deze resultaten verschilt
van wat aangegeven is in de tabellen, mag de machine
niet gebruikt worden! Richt u tot een dienstencentrum
voor de nodige controles en herstelling.
6.3
STARTEN
OPMERKING Start de machine op een vlakke
ondergrond zonder hindernissen of hoog gras.
1. Open het luikje voor toegang tot de accuholte
(afb.21.A).
2.
Plaats de accu correct in zijn huizing (par. 7.2.4).
Steek de contactsleutel goed in (afb.21.B).
3.
4a. Modellen met steel type "I"
• Druk op de veiligheidstoets (afb.22.A)
en trek aan een van de twee hendels
van de schakelaar (afb.22.B).
4b. Modellen met steel type "II" - Advanced Series
• Druk op de inschakeltoets (afb.23.A).
• Schakel de snij-inrichting in door eerst een
van de twee hendels aanwezigheid operator
(afb.24.A) tegen de steel te drukken en
vervolgens de toets (afb.24.B) in te drukken.
6.4
HET WERKEN
BELANGRIJK Behoud tijdens het werk steeds de
veiligheidsafstand ten opzichte van de snij-inrichting,
die overeenstemt met de lengte van de steel.
De autonomie van de accu (en dus de oppervlakte
van de gazon die bewerkt kan worden alvorens
de accu weer op te laden) wordt beïnvloed door
verschillende factoren, beschreven in (par. 7.2.1).
Voor sommige modellen zijn er controlelampjes voorzien
die, tijdens het werk aangeven wanneer het niveau van
de autonomie van de accu zeer laag is (par. 7.2.2).
Bij de modellen met display (steel type "II"), wordt
tijdens het gebruik de staat van de lading van de accu
weergegeven (percentage resterende lading) (afb.14.E).
BELANGRIJK Indien de motor tijdens het werk
stopt wegens oververhitting, moet men 5 minuten
wachten vooraleer deze weer op te starten.
6.4.1
Het gras maaien
1.
Start de voortbeweging en het maaien
van de met gras bedekte zone.
2.
Pas de snelheid en de maaihoogte aan (par.
5.4) aan de condities van het gazon (hoogte,
dichtheid en vochtigheid van het gras) en
aan de hoeveelheid gemaaid gras.
Bij de modellen met steel type "II" en met
aandrijving (par. 5.3.3): Men raadt aan niet op
terreinen met een helling van meer dan 15° te werken.
3.
Het gazon zal er beter uitzien als het steeds
op dezelfde hoogte en afwisselend in de
twee richtingen gemaaid wordt (afb.25.0).
In geval van zijdelingse aflaat: het is raadzaam
een baan te volgen waarbij het gemaaide
gras niet op het deel van het veld dat nog
gemaaid moet worden, afgelaten wordt.
In geval van "mulching" of aflaat
van het gras achteraan:
• Vermijd steeds grote hoeveelheden gras af te
snijden. Maai nooit meer dan een derde van de totale
hoogte van het gras in een enkele beurt (afb.25.0).
• Houd het chassis steeds goed schoon (par. 7.3.1).
6.4.2
Tips om altijd een mooi gazon te hebben
• Voor een mooi, groen en zacht gazon is het nodig dat
het gras regelmatig gemaaid wordt. Het gazon kan
van verschillende soorten gras zijn. Bij regelmatige
maaibeurten, groeit het gras sneller, waardoor meer
wortelgroei ontstaat en een mooi dicht gazon bekomen
wordt; indien minder vaak gemaaid wordt, wordt ook
de groei van hoog en wild gras bevorderd (klaver,
margrieten, enz.) De maaifrequentie wordt bepaald
aan de hand van de groei van het gras, waarbij
vermeden moet worden dat het gras te hoog wordt.
• De optimale hoogte van het gras van een goed verzorgd
gazon bedraagt ongeveer 4-5 cm en met een enkele
maaibeurt wordt best niet meer dan een derde van
de volledig lengte gemaaid. Als het gras erg hoog is,
raden wij aan om het gazon, met tussenpoos van één
dag, in twee keer te maaien, de eerste keer met de
snij-inrichtingen in de hoogste stand en de tweede
keer met de snij-inrichtingen in de gewenste stand.
• Een te laag maainiveau veroorzaakt scheuren en
leegtes in het grasveld, en een "gevlekt" aspect.
• In de warmste en droogste tijden van het jaar
is het beter om het gras iets hoger te laten
worden zodat het gazon niet uitdroogt.
• Het is beter het gras te maaien als het gazon goed
droog is. Maai het gras niet wanneer het nat is;
dit zou de werkzaamheid van de snij-inrichting
verminderen omwille van het gras dat eraan vastkleeft
en zou scheuren in het grasveld veroorzaken.
• De snij-inrichtingen mogen geen gebreken vertonen en
moeten goed scherp zijn, zodat het gras op de juiste
manier wordt afgesneden zonder uitgerukt te worden.
Dit kan namelijk tot vergeling van de punten leiden.
6.4.3
Lediging van de opvangzak
Wanneer de opvangzak (afb.1.G) te vol wordt,
wordt het gras niet meer efficiënt opgevangen
en verandert het geluid van de grasmaaier.
In geval van opvangzak met
signaalinrichting van de inhoud:
NL - 9