4. Aan dit product mag geen water of een andere vloeistof
worden toegevoegd. Het is toegestaan een kleine hoeveelheid
waterdruppels op het voedsel in de stoomcontainer te hebben.
5. Laat tijdens het drogen de hete lucht in het apparaat op
natuurlijke wijze circuleren. Laat geen zware etenswaren op de
bakemmer liggen, en de etenswaren mogen elkaar niet
overlappen. Verschillende voedingsmiddelen hebben
verschillende droogtijden (let op: wanneer het apparaat begint
te werken, controleer dan of de
bovenklep in de juiste positie staat. Als er op een dag niet
genoeg tijd is om het voedsel te drogen, kan het op de
volgende dag gedroogd worden. Sluit in dit geval het niet
gedroogde voedsel af met bakjes of plastic zakken).
6. Wanneer het product werkt, is de temperatuur op de
droogtrechter het hoogst, zodat het voedsel gelijkmatiger
droogt. De posities van de stoomrekken moeten regelmatig
worden verwisseld.
7. Nadat het voedsel gedroogd is en niet gegeten wordt, moet
het gedroogde
het gedroogde voedsel in containers of plastic zakken worden
verzegeld en onmiddellijk worden opgeslagen. Het wordt
aanbevolen om het in de koelkast te bewaren.
8. Nadat het product is gebruikt, wordt aanbevolen om alle
drooghoppers op te vouwen en ze op het product te plaatsen,
ongeacht of er voedsel in de droog trechter.
9. Het voedsel moet altijd om beurten van het bovenste
stoomrooster naar de onderste droogtrechter worden gelegd.
Dek het voedsel af nadat het is weggezet. Anders zal de
droogtijd en de smaak van het gedroogde voedsel worden
beïnvloed.
10. Behandel het voedsel voor het drogen, zoals schoonmaken,
snijden, weken, etc. Dit helpt om de kleur en smaak van het
voedsel na het drogen te behouden.
069