• Controleer of alle veiligheidsafdekkingen zijn aan-
gebracht en of alle schroeven zijn aangedraaid.
• Zorg voor voldoende ventilatie van het apparaat.
• Controleer of de bougiestekker aan de bougie (20)
is bevestigd.
• Eventueel aangesloten elektrisch apparaat loskop-
pelen van de stroomgenerator.
8.2 Olie bijvullen (afb. 7 + 8)
m Let op!
De generator wordt geleverd zonder motorolie.
Voor ingebruikname daarom altijd olie bijvullen.
Gebruik hiertoe 15W40 olie.
Controleer regelmatig voor elk gebruik het oliepeil. Een
te laag oliepeil kan de motor beschadigen.
1.
Plaats de generator op een vlak, recht oppervlak.
2.
Verwijder de motorafdekking (3) door de beide
schroeven met een kruiskopschroevendraaier (niet
bij de levering inbegrepen) er uit te schroeven.
3.
Schroef de oliepeilstok (16) los.
4.
Vul de tank met behulp van de trechter (14) met
motorolie. Let op de max. vulhoeveelheid van
350 ml. Vul de olie voorzichtig bij tot aan de
onderkant van de vulpijp.
5.
Veeg de oliepeilstok (16) met een schone, plui-
svrije doek schoon.
6.
Voer de oliepeilstok (16) weer in en controleer het
oliepeil zonder de peilstok weer vast te schroeven.
7.
Het oliepeil moet binnen de middelste markering
op de oliepeilstok staan.
8.
Als het oliepeil te laag is, voeg dan de aanbevolen
hoeveelheid olie toe (max. 350 ml).
9.
Schroef de oliepeilstok (16) vervolgens weer vast.
10. Plaats de motorafdekking (3) terug en zet deze stevig
vast door de beide schroeven weer aan te draaien.
8.3 Brandstof bijvullen
m Let op!
De generator wordt geleverd zonder benzine. Voor
ingebruikname daarom altijd benzine bijvullen.
Gebruik hiervoor Super E10 benzine.
1.
Schroef de tankdop (2) open en vul met behulp
van een trechter (14) maximaal 4,1 liter Super E10
benzine in het tankreservoir bij.
2.
Let op dat de tank niet te vol wordt gevuld
(Vulpeilmarkering (23) in acht nemen!) en dat er
geen benzine wordt gemorst. Brandstoffiltere-
lement (22) gebruiken. Gemorste benzine direct
opnemen en wachten tot de benzinedampen zijn
vervlogen (vanwege ontstekingsgevaar).
3.
Sluiten van de tankdeksel (2).
m LET OP!
Tank in een goed geventileerde omgeving waarbij
de motor is uitgeschakeld.
Als de motor direct daarvoor in gebruik was, moet
deze eerst afkoelen. Tank de motor nooit in een ge-
bouw, waar de benzinedampen vlammen of vonken
kunnen bereiken.
Benzine is zeer brandgevaarlijk en explosief. U
kunt bij het omgaan met brandstof brandwonden
of ander ernstig letsel oplopen.
9.
Bediening
9.1
Motor starten (afb. 5 + 6)
m Let op! Gevaar voor vergiftiging!
Gebruik het apparaat alleen buitenshuis en nooit in ge-
sloten of slecht geventileerde ruimten.
1.
Zet de beluchting op de tankdop (2) op "ON".
2.
Zet de aan/uit-schakelaar (13) in de stand "RUN".
Aanwijzing: De energiebesparingsschakelaar (10) moet
op "OFF" staan.
In „koude" toestand
Let op! Laat nooit de trekstarter (5) terugschie-
1.
ten. Dit kan tot schade leiden.
2.
Zet de aan/uit-schakelaar (13) in de stand "Choke".
3.
Trek nu de trekstarter (5) snel aan tot de motor start.
Als de motor niet start, herhaalt u de werkwijze.
4.
Zet de aan/uit-schakelaar (13) nadat de motor is
gestart (na ca. 15-30 sec) uit stand "CHOKE" in
stand "RUN". (Afb. 6)
5.
Als de motor ook na meerdere pogingen niet
aanspringt, dient u hoofdstuk "Verhelpen van
storingen" te raadplegen.
Aanwijzing: Bij hoge buitentemperaturen kan het voor-
komen dat de generator ook bij een koude motor zonder
choke moet worden gestart!
In „warme" toestand
1.
Zet de aan/uit-schakelaar (13) in de stand "RUN".
2.
Trek nu snel aan de trekstarter (5). Het apparaat
moet na maximaal 2 keer trekken starten. Als het
apparaat nog altijd niet start, herhaalt u de werk-
wijze onder „Starten bij koude motor".
www.scheppach.com
NL | 71