nl
120 | MTS 6520 VCI |
5.3.2
Activeren van een kabelgebonden directe
Ethernet-verbinding (cross-over Ethernet-ka-
bel)
De volgende stappen zijn noodzakelijk, om het diagno-
setoestel voor een directe Ethernet-verbinding gebruik
makend van een cross-over Ethernet-kabel te configure-
ren. Veranderingen aan de communicatie-interface van
het diagnosetoestel mogen alleen na overleg met de
IT-systeembeheerder worden aangebracht.
Voor het activeren van een kabelgebonden directe
Ethernet-verbinding is een cross-over (gekruisde)
Ethernet-kabel nodig. Een crossover-kabel wordt met
de ES6520 VCI-kit niet meegeleverd, maar kan bij de
plaatselijke computerdealer worden aangeschaft.
De afbeelding toont een laptop, die via een cross-over
Ethernet-kabel met het diagnosetoestel is verbonden.
In deze configuratie kan de computer met het diagnose-
toestel gegevens direct uitwisselen. Omdat de meeste
computers slechts over één enkele netwerkaansluiting
beschikken, wordt in deze configuratie alleen de verbin-
ding met een diagnosetoestel ondersteund (en niet met
het werkplaatsnetwerk).
1. De VCI Manager software door klikken op het VCI
Manager icoon op het bureaublad starten.
2. PC en diagnosetoestel met de USB-kabel verbinden.
3. Het diagnosetoestel door aansluiting van de
12V-adapter op de stroomvoorziening aansluiten.
4. Het diagnosetoestel in het tabblad VCI Explorer van
de VCI Manager kiezen en verbinden.
5. Het tabblad Network Setup (netwerkinstellingen)
kiezen.
|
1 699 200 077
2017-06-26
6. Het tabblad Wired Ethernet (kabelgebonden Ether-
net) kiezen.
7. Het selectievakje Enable Wired Ethernet Interface
(kabel Ethernet-interface activeren) in het bereik
Interface Control (interface besturing) activeren.
Zodra de interface is geactiveerd, wordt het venster
IP Adress Configuration (IP-adres configuratie) ge-
toond en de knoppen Apply (toepassen) en Cancel
(afbreken) worden actief.
i
De VCI Manager slaat de voor elke interface uitge-
voerde verandering op. Vervolgens kan een andere
interface worden gekozen en na het uitvoeren van
de betreffende veranderingen daar worden dan
door het kiezen van de knop Apply (toepassen) alle
veranderingen voor de beide interfaces tegelijkertijd
opgeslagen. De veranderingen kunnen voor het be-
dienen van Apply (toepassen) te allen tijde door aan-
klikken van Cancel (afbreken) worden verworpen.
8. Kies Use the Following Address (volgende IP-adres
gebruiken), voer dan het passende IP-adres en
subnetmasker in. Elk statisch IP-adres en subnet-
masker, dat met het IP-adres van de computer tot
en met het laatste octet overeenkomt, kan worden
gebruikt. Wanneer dus het IP-adres van de computer
10.190.171.4 is, kan het diagnosetoestel met elk
IP-adres van het type 10.190.171.x worden gecon-
figureerd, waarbij "x" voor elk getal behalve 4 staat.
Het subnetmasker moet voor computer en diagnose-
toestel hetzelfde zijn.
9.
Kies Apply (toepassen) om de nieuwe configura-
tie-instellingen over te nemen.
In een venster worden de uit te voeren veranderingen ge-
toond.
10. Met Yes doorgaan of met No terug naar het tabblad
Network Setup gaan, om de instellingen te veran-
deren.
11. Ter controle van de correcte configuratie van het
diagnosetoestel het tabblad Properties (eigen-
schappen) kiezen. Het correct functioneren van de
kabelgebonden Ethernet-verbinding kan ook door
het lostrekken van de USB-kabel worden gecontro-
leerd.
12. De op het tabblad Properties (eigenschappen)
getoonde instellingen als referentie opslaan of
afdrukken.
Robert Bosch GmbH