6. Sluit het voorpaneel van het product met de
sluitschroeven van de behuizing.
7. Schakel de sensoren en slave-accessoires in en
vervolgens het product, zoals beschreven in de
paragrafen 5.7 en 5.8.
Het
product
werkt
naar
temperatuurbereik van -20° C tot +50° C. Voor gebruik
buiten deze temperaturen moet het toestel zijn voorzien
van thermische beveiliging.
5.3. Een stroomvoorziening aansluiten
Om het product te verbinden met een permanente
stroomvoorziening
gebruikt
klemmenblok en volgt het aansluitschema in afbeelding
2. Steek de kabel door een kabelwartel aan de
onderzijde (item Q; afbeelding 1).
Vereiste specificatie voor de stroomvoorziening: 24 V
gelijkstroom – 0,5 A
NB: Bij gebruik van een gemeenschappelijke
voeding voor een AL63 en het product wordt de
toevoeging
van
een
aanbevolen om ervoor te zorgen dat het product na
de initialisatiefase van de AL63 wordt ingeschakeld.
Anders is het misschien niet mogelijk om de verbinding
tot stand te brengen na het opstarten.
5.4. Een sensor aansluiten
5.4.1. WL-configuratie
Er zijn geen fysieke verbindingen nodig als u het
product gebruikt met een Dynafor
Transmitter WL.
5.4.2. RS-configuratie
Als u het product gebruikt met een Transmitter RS,
dan is een 4x0,25 mm² afgeschermde kabel nodig
voor de aansluiting, volgens het aansluitschema in
afbeelding 2 en met gebruik van de daarvoor bestemde
klemmenblokken. Zie ook het aansluitschema van de
Transmitter RS in de handleiding.
NB: De RS485-bus is multidirectioneel. Dit
betekent dat het aantal benodigde kabels verminderd
kan worden door de aansluitdoos te gebruiken om
meerdere items onderling te verbinden. Zie het
bekabelingsdiagram in afbeelding 3.
Voorbeeld: 2x RS485-kabels verbonden met een
aansluitdoos en 1x RS485-kabel tussen de aansluitdoos
en het product.
NB: De verbinding tussen het product en
eventuele sensoren moet kleiner zijn dan 100 m.
behoren
binnen
een
u
het
meegeleverde
tijdvertragingsrelais
sterk
Pro, Expert of
TM
Controleer de continuïteit van de bescherming en
verwijder eventuele lussen. De kabel moet fysiek uit de
buurt van stroomkabels worden gehouden.
5.5. Een accessoire aansluiten
Als u het product gebruikt met een AL63, moet deze
laatste worden geconfigureerd in de "Slave"-modus. Zie
de respectievelijke handleiding.
Voor de aansluiting is een afgeschermde kabel van
4 x 0,25 mm² nodig, volgens het aansluitschema in
afbeelding 2 en met gebruik van de daarvoor bestemde
klemmenblokken. Zie ook het aansluitschema voor de
AL63 in de handleiding.
NB: Ontkoppel de witte kabel nr. 1 (VBUS) vanaf
de RS485-bus aan de AL63-zijde als u een Dynafor
AL63 en DMU aansluit. Zie afbeelding 2.
NB: De RS485-bus is multidirectioneel. Dit
betekent dat het aantal benodigde kabels verminderd
kan worden door de aansluitdoos te gebruiken om
meerdere items onderling te verbinden. Zie het
bekabelingsdiagram in afbeelding 3.
Voorbeeld: 2x RS485-kabels verbonden met een
aansluitdoos en 1x RS485-kabel tussen de aansluitdoos
en het product.
NB: De verbinding tussen het product en
accessoires moet minder dan 100 m zijn. Controleer
de continuïteit van de bescherming en verwijder
eventuele lussen. De kabel moet fysiek uit de buurt van
stroomkabels worden gehouden.
5.6. Relais en alarmen aansluiten
NB: Relais nr. 6 is niet programmeerbaar en
bewaakt de netwerkstatus. Als het signaal met een
sensor wegvalt, verandert de status van de sensor.
NB: De alarmaansluitingen worden gevoed
zodra een geprogrammeerde drempel is overschreden.
Sluit de relaisconnectoren van het product aan op het
regelcircuit zoals in afbeelding 2. De relais zijn pas
actief als de drempels zijn ingesteld. Raadpleeg de
5.9.14 na installatie.
Onderbreekvermogen van de wisselrelais: 4A /230V AC.
5.7. Opstarten van de sensoren en
toebehoren
Als de configuratie is gemaakt met draadloze
sensoren (Transmitter WL, Pro of Expert), schakel
NL
TM
63