Gestraalde Oppervlakken - Trotec BB 20 Manual De Instrucciones

Ocultar thumbs Ver también para BB 20:
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 57
deze procedure verwijdert alle gegevens, grens-
waarden en één- en tweepuntkalibreringen . de
nulpuntkalibrering blijft hiervan onaangeraakt .
hierdoor wordt de foutwaarde voor de basic-kali-
brering gereactiveerd . de basic-kalibrering wordt
voor de meting op effen oppervlakken gebruikt .
het meetinstrument berekent het gemiddelde van
de laatste 5 kalibreringen . Wanneer het geheugen
vol is, wordt de oudste kalibreerwaarde door de
laatste, nieuwe waarde vervangen .
De foliekalibrering kan zo vaak zoals nodig is tijdens
een lopende reeks metingen worden uitgevoerd . De
oude kalibrering wordt overschreven; de nulkalibre-
ring blijft in het geheugen .
Tweepuntkalibrering
Vergewis u ervan, dat het meetinstrument in het afzon-
derlijke meet
modus werkt . Voor deze meetmethode worden twee
verschillende diktes qua folies gebruikt . De dikkere
folie moet, indien mogelijk, ca anderhalf keer zo dik
zijn dan de dunne . Om de best mogelijke resultaten te
bereiken, moeten de aangenomen laagdiktes tussen
de beide kalibreerwaarden liggen . Deze methode is
bijzonder beschikt voor metingen op oneffen staalge-
straalde oppervlakken of voor zeer precieze metingen .
Het is aan te raden een aantal maal een gemiddelde-
meting uit te voeren . Dit vermindert de uitwerking van
variaties, die tijdens de kalibrering van de bovenste en
onderste waarden kunnen optreden . De kalibreringsfo-
lies kunnen in willekeurige volgorde worden gebruikt:
1. Nulpuntkalibrering zoals in de paragraaf hiervoor
beschreven uitvoeren .
2. Eénpuntkalibrering met folie 1 zoals in de paragraaf
hiervoor beschreven uitvoeren .
3 . Herhaal stap 3 met folie 2 .
4 . Voer de meting door, door de sensor op de laag te
houden die gemeten moet worden en haal de sensor
na het klinken van de pieptoon weer weg . De meet-
waarde verschijnt op het display .
O
Bedieningshandleiding – laagdiktes MeetinstruMent BB 20
1. Plaats de sensor een aantal maal op het
voorbeeldexemplaar.
2. De foliesterkte moet ongeveer zo dik zijn, zoals
de geschatte laagdikte van het meetobject.
3. De foliekalibrering kan zo vaak zoals nodig
is tijdens een lopende reeks metingen worden
uitgevoerd. De oude kalibrering wordt
overschreven; de nulkalibrering blijft in het
geheugen tot een keer wordt uitgevoerd.
4. Verdere details zijn te vinden in de para-
graaf over éénpuntkalibreringen.
Kogelgestraalde oppervlakken
Op grond van de fysische aard van (kogel-) gestraalde
oppervlakken zijn de laagdiktemetingen doorgaans te
hoog . De gemiddelde laagdikte via de uitschieters kan
als volgt bepaald worden .
Methode A
1. Voer de stap van de één- en tweepuntkalibrering
zoals hiervoor beschreven door . Gebruik een glad
voorbeeldexemplaar met dezelfde kromming (opper-
vlaktekromming) en hetzelfde draagmateriaal als
het latere meetobject .
2. Voer ca. 10 metingen aan het niet-gelaagde, (kogel-)
gestraalde voorbeeldexemplaar uit om het ge-
middelde „Xo" te bepalen.
3. Voer hierna ongeveer nog 10 metingen aan het
gelaagde, (kogel-) gestraalde voorbeeldexemplaar
uit om het gemiddelde „Xm" te bepalen.
4 . Het verschil van de beide gemiddeldes levert de
gemiddelde laagdikte "Xeff". De grotere standaard
afwijking „s" van de beide waarden Xm en Xo moet bo-
vendien in acht worden genomen: Xeff = (Xm - Xo) ±S
Methode B
1. Voer een nulkalibrering met 10 metingen aan het
gestraalde, niet-gelaagde voorbeeldexemplaar uit .
Voer aansluitend een foliekalibrering aan de niet-
gelaagde ondergrond door . De kalibrering moet
met een aantal verschillende folies met een maxi-
male dikte van 50 µm plaatsvinden, die in overeen-
komstige combinatie ongeveer dezelfde dikte hebben
als de aangenomen laagdikte .
E - 8

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido