NEDERLANDS
2. Verwijder de gummistop (31) uit de watertank (5).
3. Sluit een waterslang met een binnendiameter van 12 mm vast aan op de opening
(32) in de watertank. Een dergelijke slang is in de winkel verkrijgbaar. Schuif de
watertank (5) volledig in het apparaat en plaats de waterslang in een extern reservoir
(bijvoorbeeld een emmer).
4. Zorg ervoor dat de waterslang steeds lager ligt dan de slangaansluiting op het
apparaat, zodat het water uit de slang ongehinderd en veilig kan worden afgevoerd.
5. Controleer regelmatig of de waterslang nog goed is aangesloten en of de slang
wellicht geknikt of verstopt is. Leeg het externe reservoir regelmatig. Overlopend
water kan voorwerpen en vloeren beschadigen of een elektrische schok
veroorzaken.
MONTAGE VAN DE AFZUIGSLANG
(Bedrijfsmodus KOELEN)
U kunt de afzuigslang op twee manieren op het airconditioningstoestel aansluiten.
De afzuigslang kan tot een lengte van ca. 45 – 180 cm worden uitgetrokken. Voor
een optimale prestatie dient de lengte echter tot een minimum te worden beperkt.
BELANGRIJK: U mag de afzuigslang niet verrekken of knikken (afb. 6).
Incidentele montage
1. Sluit de afzuigslang (11) op de installatie aan de afzuigopening (13) op de
achterkant van het airconditioningstoestel aan. Druk de slang vervolgens naar
beneden, totdat hij helemaal op de afzuigopening (13) zit. Laat de piepschuimring en
zwarte gummidichting in de afzuigslang (11) zitten, zodat hij goed afsluit.
2. Zorg ervoor dat het verloopstuk (12) veilig aan het andere uiteinde van de
afzuigslang (11) is gemonteerd.
3. Geleid de afzuigslang (11) met gemonteerd verloopstuk (12) door een geopend
raam naar buiten. Zorg ervoor dat de afzuigslang (11) en het verloopstuk (12) op
een hoogte van min. 30 cm tot max. 120 cm, gemeten vanaf de grond waarop het
toestel staat, liggen. (Afb. 4+5).
4. Als u het airconditioningstoestel niet wilt gebruiken, haalt u de afzuigslang weer
naar binnen.
Permanente montage
1. Sluit de afzuigslang (11) op de installatie aan de afzuigopening (13) op de
achterkant van het airconditioningstoestel aan. Druk de slang vervolgens naar
beneden, totdat hij helemaal op de afzuigopening (13) zit. Laat de piepschuimring en
zwarte gummidichting in de afzuigslang (11) zitten, zodat hij goed afsluit.
2. Boor een gat door de buitenwand met een diameter van 140 - 145 mm. Zorg
ervoor dat het gat op een hoogte van min. 30 cm tot max. 120 cm, gemeten vanaf
de grond waarop het toestel staat, ligt (afb. 5).
3. Schuif de adapter (28) in het gat en bevestig hem veilig met de vier bijgeleverde
pluggen en schroeven (29) in de muur.
4. Schuif de afzuigslang (11) zonder verloopstuk (12) in de adapter (28).
5. Als u het airconditioningstoestel niet wilt gebruiken, trekt u de afzuigslang (11) uit
de adapter (28) en sluit u de adapter met de kap (28) af.
RAAMMONTAGERAIL
De raammontagerail kan in de meeste schuiframen horizontaal of verticaal worden
geplaatst. Zie afb. 7 voor minimale en maximale raamopeningen.
GEBRUIKSHANDLEIDING
1. Zorg ervoor dat het toestel uitgeschakeld is. Stop de netstekker in de
contactdoos. Raak de netkabel niet met natte handen aan.
2. Plaats het airconditioningstoestel op een effen, stabiel oppervlak. Water kan
meubels en vloeroppervlakken beschadigen. Zorg ervoor dat het toestel stevig staat,
zodat het niet kan omvallen of ergens vanaf kan vallen. U dient een veiligheidsaf-
stand van minimaal 50 cm ten opzichte van andere voorwerpen aan te houden. Zorg
ervoor dat voor de bedrijfsmodus KOELEN de afzuigslang (11) vast gemonteerd is.
3. Zorg ervoor dat de luchtinlaat- (7) en -uitlaatopening (2) geopend is en dat de
afzuigslang (11) voor de bedrijfsmodus KOELEN is gemonteerd en naar buiten is
geleid.
4. Stel de bedrijfstoets (15) in op Aan "ON", om het airconditioningstoestel in
gebruik te nemen.
5. Druk op de bedrijfsmodustoets "MODE" (17) om de gewenste bedrijfsmodus in te
stellen
• COOL = koelen
• DRY = ontvochtigen
• FAN = ventileren
De betreffende LED brandt.
Bedrijfsmodus KOELEN (COOL)
Druk op de toetsen "UP" ( ) (verhogen) of "DOWN" ( ) (verlagen) (21) om de
gewenste kamertemperatuur tussen 16 °C en 32 °C in te stellen. De geselecteerde
temperatuur verschijnt op de LED-display (22). Druk op de toets "FAN" (19) om de
ventilatorstand in te stellen – "HIGH" (hoog) – "MED" (gemiddeld) – "LOW" (laag).
De betreffende LED (20) brandt. Zorg ervoor dat de afzuigslang (11) conform de
instructies onder "Montage van de afzuigslang" is gemonteerd en naar buiten is
geleid. Als u deze bedrijfsmodus uitschakelt, moet u minimaal 3 minuten wachten,
voordat u deze modus opnieuw instelt, omdat de compressor anders beschadigd
kan raken.
Bedrijfsmodus ONTVOCHTIGEN (DRY)
De ventilator loopt in deze modus op een voorgeprogrammeerde snelheid; deze kan
niet worden gewijzigd. De temperatuur kan op het bedieningspaneel (1) niet worden
geselecteerd. Houd voor een optimale ontvochtigingsprestatie alle deuren en ramen
gesloten. Geleid de afzuigslang niet naar buiten. Als u deze bedrijfsmodus
uitschakelt, moet u minimaal 3 minuten wachten, voordat u deze modus opnieuw
instelt, omdat de compressor anders beschadigd kan raken.
Bedrijfsmodus VENTILEREN (FAN)
Druk op de toets "FAN" (19) om de ventilatorstand in te stellen "HIGH" (hoog) –
"MED" (gemiddeld) – "LOW" (laag). De betreffende LED (20) brandt. Op de LED-
display (22) verschijnt "F". De temperatuur kan niet worden geselecteerd. Geleid de
afzuigslang (11) niet naar buiten.
6. Timer-functie
Via de timer-functie kunt u instellen op welk tijdstip het apparaat zichzelf
automatisch moet in- of uitschakelen (tussen 1 en 24 uur). Het ingestelde getal
komt niet overeen met de werkelijke tijd, maar is de periode waarna zich het
apparaat automatisch in- of uitschakelt. De functies kunnen alleen onafhankelijk
van elkaar worden geprogrammeerd. De timer-LED (25) brandt.
Het airconditioningstoestel is uitgeschakeld:
Druk op de toets "TIMER ON/OFF" (24). Druk op de toetsen "UP" ( ) (verhogen) of
"DOWN" ( ) (verlagen) (21) om de gewenste periode te programmeren waarna het
toestel automatisch moet aangaan. Als u opnieuw op de timer-toets (24) drukt,
wordt de timer-programmering gewist.
Het airconditioningstoestel is ingeschakeld:
Druk op de toets "TIMER ON/OFF" (24). Druk op de toetsen "UP" ( ) (verhogen) of
"DOWN" ( ) (verlagen) (21) om de gewenste periode te programmeren waarna het
toestel automatisch moet uitgaan. Als u opnieuw op de timer-toets (24) drukt, wordt
de timer-programmering gewist.
7. Nachtstand SLEEP
De Sleep-functie is een automatische nachtstand. Neem het toestel weer in gebruik
zoals beschreven onder "Bedrijfsmodus KOELEN". Druk op de "SLEEP"-toets (26).
Na een uur bedrijfstijd stijgt de geprogrammeerde temperatuur automatisch met 1
°C en na een volgend uur nogmaals met 1 °C. Na een bedrijfstijd van in totaal zeven
uur schakelt zich het airconditioningstoestel automatisch uit. Om de "SLEEP"-functie
te deactiveren, drukt u opnieuw op de "SLEEP"- (26) of de bedrijfstoets (15).
8. Luchtuitlaatrooster draaien
De luchtstroomrichting van de horizontale lamellen (3) stelt u handmatig in. Neem
de lamellen in de hand en draai deze in de gewenste positie. Verstel de lamellenpositie
alleen als het automatische draaien van de verticale rooster is uitgeschakeld.
Druk op de "SWING"-toets (23). De verticale luchtuitlaatrooster (3) draait
automatisch van links naar rechts. Druk opnieuw op de toets om het draaien te
stoppen. Probeer niet de verticale rooster handmatig te verstellen, omdat hierdoor
de motor beschadigd kan raken.
9. Watertank-LED
Als de watertank (5) vol is, verschijnt op de LED-display (22) "PI", er wordt een
alarmsignaal afgegeven en de watertank-LED (16) knippert voortdurend. Volg de
instructies zoals beschreven onder "Water afvoeren".
10. Wanneer het airconditioningstoestel niet wordt gebruikt of voordat u het
verplaatst of opbergt, stelt u de bedrijfstoets (15) in op UIT "Off" en trekt u de
netstekker uit de contactdoos.
REINIGING, ONDERHOUD EN OPSLAG
Wij raden u aan om het airconditioningstoestel vaak te reinigen. Volg de
onderstaande instructies voor reiniging, onderhoud en opslag om de werking van
het toestel niet te schaden.
Dagelijkse reiniging
1. Voor de reiniging stelt u de bedrijfstoets (15) in op UIT (Off) en trekt u de
netstekker uit de contactdoos.
2. Leeg de watertank (5) zoals beschreven onder "Water afvoeren".
3. Spoel de watertank (5) zorgvuldig met lauwwarm water uit.
18