• De 15 mm-aansluiting van de tracheacanule is losjes bevestigd. Verzeker altijd dat de aansluiting stevig
vastzit in zowel de tracheacanule als het beademingscircuit om ontkoppeling tijdens gebruik te
voorkomen.
• Niet-standaard dimensionering van enkele aansluitingen op beademings- of aneastetische apparatuur kan
het maken van een veilige verbinding met de 15 mm-aansluiting van de tracheacanule bemoeilijken. Alleen
gebruiken met intrumenten met standaard 15 mm-aansluitingen.
• Minimaliseer de tractie die het beademingscircuit uitoefent op de 15 mm-aansluiting.
• Intubatie en extubatie dienen te worden verricht conform de momenteel geaccepteerde medische technieken.
• Volg bij gebruik van glijmiddel in combinatie met de tracheacanule de instructies van de fabrikant. Excessieve
hoeveelheden glijmiddel kunnen drogen op het binnenste oppervlak van de tracheacanule, met als gevolg een
smeermiddelblokkade of een heldere film die de luchtweg gedeeltelijk of geheel blokkeert.
• Tijdens een MRI-scan moet het controle-ballonnetje bij de Y-connector van het beademingscircuit worden
vastgezet op een afstand van ten minste 3 cm van het relevante gebied om te voorkomen dat het beweegt en
vervorming van het beeld optreedt.
Opmerking: de prestatie-informatie op pagina 71 is verzameld met een testbank voor onbuigzaam cilinder
tracheamodel (Rigid Cylinder Trachea Model) bedoeld om een vergelijking te bieden van de afdichtingskenmerken
van tracheacanulecuffs in een laboratoriumomgeving en is niet geconfigureerd of bedoeld om prestaties in de
klinische omgeving te voorspellen.
BIJWERKINGEN
De volgende bijwerkingen zijn gerapporteerd in samenhang met het gebruik van tracheacanules met manchetten
tijdens de intubatieprocedure, tijdens de intubatieperiode of na extubatie. De genoemde bijwerkingen worden in
willekeurige volgorde vermeld; dit zegt niets over de ernst of frequentie.
Gerapporteerde bijwerkingen* zijn o.a.: afschuring van het bekervormig kraakbeen vocale proces; kraakbeennecrose;
littekenvorming; consequenties van niet kunnen ademhalen inclusief overlijden; beschadiging van het perichondrium;
ontwikkeling van verdichte of verstrooide fibrose die het gehele stemspleetgebied binnendringt; emfyseem;
endobronchiale aspiratie; endobronchiale intubatie (hypoxemie); endotracheobronchiale aspiratie; neusbloeding;
esofageale intubatie (maagdistensie); ontvelde membranen van de farynx; oogtrauma; fibrineafzetting; vorming van
subglottisweb; breuk-luxatie van cervicale kolom (ruggenmergletsel); fragmentatie van kraakbeen; glottisoedeem
(supraglottis, subglottis retroarytenoïdaal); granuloom van het binnenste bekervormige kraakbeengebied; infecties
(laryngitis, sinusitis, abces, infectie van het respiratiegebied); ontstekingen; intermitterende afonie en herhalende zere
keel; laryngeale fibrose; laryngeale granulomen en poliepen; laryngeale obstructie; laryngeale stenose; laryngeale
zweren; laryngotracheale membranen en webs; vliezige glottiscongestie; vliezige tracheobronchitis; mild oedeem
van de epiglottis; veranderingen in het slijmvlies; slijmvliesverslapping; parese van de hypoglossale en/of linguale
zenuwen; perforatie van de slokdarm; perforatie van de trachea; pneumothorax; vervangen van de tracheawand
door littekenweefsel; respiratie-obstructie; retrobulbare bloedingen; retrofaryngeaal abces; retrofaryngeale dissectie,
ruptuur van de trachea; keelpijn, dysfagie; vernauwing van de neusgaten; stridor; subglottische ringvormige
littekenstenose; submucosale bloeding, submucosale punctie van de larynx; oppervlakkige epitheelafschuring;
ingeslikte slang; samentrekking van de stembanden; tandtrauma; weefselverbrandingen; tracheale bloeding;
tracheale stenose; trauma aan lippen, tong, farynx, neus, trachea, glottis, gehemelte, amandelen, enz.; traumatisch
letsel aan larynx en trachea; verzweringen die de kraakbeenringen blootleggen en lichte erosies van de
manchetplaats; verzwering van de lippen, mond, farynx, zweren van het bekervormig kraakbeen; stembandcongestie;
stembandverlamming, en stembandverzweringen.
*Nuttige referenties naar meer gedetailleerde discussies over bijwerkingen van tracheacanules zijn onder meer:
1. Baron, S.H., and Kohlmoos, H.W.: Laryngeal sequelae of endotracheal anesthesia. Ann. Otol. 60:767-792, 1951.
2. Blanc, V.F., and Tremblay, N.A.G.: The complications of trachea following intubation. Anesth. Analg. 53:202-213,
1974.
3. Campbell. D.: Trauma to larynx and trachea following intubation and tracheostromy. J. Laryng. 82-981-986,
1968.
4. Cooper, J.D., and Grillo, H.C.: The evolution of tracheal injury due to ventilatory assistance through cuffed tubes.
Ann. Surg. 169:334-348, 1969.
5. Gross, C.W., and Gros, J.C.: Rare complications after prolonged translaryngotracheal intubation. Ann. Otol.
80:582-584, 1971.
6. McGovern, F.H., Fitz-Hugh, G.S., and Edgemon, L.J.: The hazards of endotracheal intubation. Ann. Otol. 80-556-
564, 1971.
17