Beschrijving van het lasapparaat
Het lasapparaat is een stroomgenerator voor MIG/MAG-lassen met continu aangevoerde
lasdraad, geschikt voor het lassen van koolstofstaal, zwak gelegeerd staal, roestvrij staal
en aluminium, met behulp van een schermgas.
Sommige modellen kunnen ook lassen zonder schermgas, door gebruik van een speciale
FLUX draad met kern.
De transformator is elektrisch gezien van het vlakke type (constante spanning).
De handleiding verwijst naar een reeks lasapparaten die onderling verschillen voor enkele
eigenschappen. Identificeer het model dat u bezit op Fig. 1.
Hoofdorganen Fig.1
A) Toegangspaneel naar rolinvoegplaats
B) Draadhaspel
C) Draadaanvoermechanisme
D) Voedingskabel
E) Inlaat schermgas
F) ON/OFF-schakelaar
G) Keuzeschakelaar voor polariteit van de lastoorts**
H) Aansluiting toorts (Sommige lasapparaten hebben draden die rechtstreeks
aangesloten zijn)
I) Aansluiting aarddraad / inductiedraad (Sommige lasapparaten hebben draden die
rechtstreeks aangesloten zijn)
** (Dit onderdeel is niet aanwezig op sommige modellen).
Technische gegevens
Het typeplaatje ligt op het lasapparaat. De Fig.2 is een voorbeeld van het plaatje.
A) Naam en adres van de fabrikant
B) Europese referentienorm voor de constructie en veiligheid van lasinstallaties
C) Symbool voor de interne structuur van het lasapparaat
D) Symbool voor het voorziene lasproces
E) Symbool voor de continu geleverde stroom
F) Benodigde voeding:
˜ eenfase wisselspanning; frequentie
˜ driefase wisselspanning; frequentie
G) Beschermklasse tegen vaste en vloeibare deeltjes
H) Symbool dat duidt op de mogelijkheid om het lasapparaat te gebruiken in omgevingen
met een risico voor elektrische ontladingen
I) Prestaties van het lascircuit
U0V
Minimum en maximum nullastspanning
(open lascircuit).
I2, U2 Stroom en overeenkomstige genormaliseerde spanning dat het lasapparaat
uitgeeft.
X
Lasactiviteit. Duidt aan hoelang het lasapparaat kan werken en hoelang het
moet stoppen met werken om af te koelen. De tijdsduur wordt uitgedrukt in %
op basis van een cyclus van 10 min. (bv. 60% betekent 6 min. werken en 4
min. inactiviteit).
A / V
Instelrange van de stroomsterkte en bijbehorende spanningsboog.
J) Gegevens van de voedingslijn
U1
Voedingsspanning (toegelaten tolerantie: +/- 10%)
I1 eff Opgenomen efficiënte stroomsterkte
I1 max Maximum opgenomen stroomsterkte
K) Serienummer
L) Gewicht
M) Veiligheidssymbolen: Lees de waarschuwingen omtrent de veiligheid
Technische gegevens toorts en draadaanvoer Fig.4
Inwerkingstelling
De elektrische aansluitingen moeten uitgevoerd worden door ervaren en gekwalificeerd
personeel.
Vergewis u ervan dat het lasapparaat uitgeschakeld en losgekoppeld is van de
voedingsbron tijdens alle fasen van de inwerkingstelling.
Controleer dat het stopcontact waaraan het lasapparaat wordt aangesloten beveiligd is
door de nodige veiligheidsinrichtingen (zekeringen of stroomonderbreker) en dat deze
aangesloten is op een aarding.
Assemblage en elektrische aansluiting
Assemblage en lossen delen in de verpakking Fig. 8.
Controleer dat de elektrische lijn de spanning en frequentie uitgeeft overeenstemmend
met die van het lasapparaat en dat er een zekering met vertraging voorzien werd geschikt
voor de geleverde nominale maximumstroomsterkte (I2max) Fig.3,1.
(Alleen voor drie-fase modellen) Dit apparaat voldoet niet aan de vereisten van de norm
IEC/EN61000-3-12. Als het wordt aangesloten op een openbaar laagspanningsnet
voor woningen, moet de installateur of de gebruiker zelf controleren of dit mogelijk is.
Raadpleeg indien nodig het bedrijf dat de netstroom levert.
Voedingsstekker. Indien het lasapparaat geen stekker heeft, moet een genormaliseerde
stekker aan de voedingskabel aangesloten worden (2P+T voor 1Ph; 3P+T voor 3Ph)
met een geschikte capaciteit Fig.3,2.
Voorbereiding van het lascircuit
Sluit de aarddraad aan op het lasapparaat en op het werkstuk, zo dicht mogelijk bij de
plaats op het werkstuk dat gelast moet worden.
**
Sluit de toorts
aan op het contact van het lasapparaat.
Selectie polariteit van de lastoorts**.
De polariteit van de lastoorts moet negatief "-" zijn voor de draad met kern en positief "+"
voor alle overige draden. Volg voor de selectie de aanwijzingen op Fig.5 .
De aanbevolen secties (mm2) voor de laskabel, in functie van de geleverde maximale
nominale stroomsterkte (I2max) staan vermeld in Fig.3,3.
950562-0 0/06/2
Plaatsing van de continu aangevoerde lasdraad
Volg voor de installatie de aanwijzingen in Fig.6.
Het materiaal en de diameter van de lasdraad moeten overeenstemmen met het
draadtransportwieltje Fig.6,5,a, de contactbuis Fig.6,9,b en de toortsmantel. Indien de
afmetingen niet overeenstemmen is het mogelijk dat de aanvoer van de draad moeilijk
verloopt.
De draad met kern vereist een speciaal wieltje met gekartelde geul voor een correcte
meesleping.
Voor een correct werkproces is het belangrijk dat de draadaandrukknop Fig.6,5,c
ingedrukt wordt. Indien de draad verschuift zal het lasproces problemen ondervinden;
indien het echter te veel onder druk staat, kan het vervormen en niet meer vrij lopen
in de toorts. Een eerste afstelling kan als volgt gebeuren: draai de draadaandrukknop
vaster totdat de draad wordt voortgetrokken; voor een zachte draad (aluminium, draad
met kern) moet hij nog een wending verder worden aangedraaid; voor een harde draad
(staal, inox, enz.) moet hij nog drie wendingen worden vastgedraaid.
Om de continu aangevoerde lasdraad makkelijk van het lasapparaat te verwijderen moet
de draad tussen de draadrol en het draadaanvoermechanisme afgesneden worden, terwijl
hij stil gehouden wordt, en vervolgens aan de draadrol vastgemaakt worden. Open de
draadgeleiderarm en trek met een paar tangen, langs de toortszijde, het stukje draad dat
binnen de toorts zelf ligt er uit.
Installatie van de fles met schermgas** en van het
drukreduceertoestel**
Blokkeer de fles met schermgas in de verticale stand op een plek ver verwijderd van de
laszone. Gebruik de steun van het lasapparaat of een vast deel, zodat het niet valt en
niet beschadigd wordt.
Volg voor de installatie de aanwijzingen in Fig.7.
Gas
Toepassing
Argon
Alle non-ferrometalen (aluminium)
Argon + 1-3%O2
Inox
Argon + 20%CO2
Staal met laag koolstofgehalte
CO2
Staal met laag koolstofgehalte
De niet vulbare gasflessen hebben een naaldventiel die automatischopengaat bij het
vastdraaien van de drukreducer op de fles.
Argon/CO2 gas wordt verkozen boven CO2 daar dit betere resultaten geeft.
De draad met kern vereist geen schermgas.
Sluit de gaskraan op de gasfles en reset het drukreduceertoestel wanneer de
werkzaamheden beëindigd werden.
** (Dit onderdeel is niet aanwezig op sommige modellen).
Lasproces: beschrijving van de commando's en
Nadat u alle fasen van de inwerkingstelling heeft uitgevoerd moet u het lasapparaat
aanschakelen, de kraan van het schermgas openen en overgaan tot de afstellingen
volgens de volgorde vermeld onder de beschrijving van de commando's Fig.1
1) Instelling lasstroom
Kies de lasstroom in functie van het uit te voeren werk. Beginmet een lage instelling indien
het metaal dun is. Vermeerder dan tot aan de optimale instelling.
Stel de lasstroom niet af terwijl je aan het lassen bent, daar de stroom de omschakelaars
zou kunnen beschadigen.
2) Afstelling draadaanvoersnelheid
Druk op de knop op de toorts om het lassen aan te vatten en stel de draadaanvoersnelheid
af. De snelheid is correct afgesteld wanneer het geluid geproduceerd door de lasboog
normaal en constant is. Bij een te hoge snelheid zal de draad als een punt op het werkstuk
drukken; bij een te lage snelheid zal de lasboog langer worden en de draad druppelvormig
worden. Indien u er niet in slaagt de juiste instelling te bekomen, moet de lasstroom
gewijzigd worden.
3) Controlelampje voor thermische interventie
Wanneer het controlelampje brandt, betekent dit dat de thermische beveiliging werkt.
Bij overschrijding van de belasting "X" vermeld op het typeplaatje, zaleen thermische
beveiliging het proces onderbreken alvorens het lasapparaat kan beschadigd worden.
Wacht totdat de werking werd hersteld, en daarna nog best enkele minuten.
Indien de thermische beveiliging constant tussenkomt, betekent dit dat er te hoge prestaties
gevraagd worden aan het lasapparaat. De lasbelasting mag niet continu overschreden
worden daar dit het apparaat kan beschadigen.
Tips voor het gebruik
Gebruik enkel een elektrische verlengdraad wanneer dit werkelijk nodig is en mits deze
een doorsnede heeft gelijk of groter dan die van de voedingskabel, en voorzien is van
een aardgeleider.
Sluit de luchtinlaten van het lasapparaat nooit af. Berg het niet op in dozen of kasten
waar geen voldoende ventilatie voorzien is.
Gebruik het lasapparaat niet in omgevingen met: gas, dampen, geleidende poeders (bv.
ijzervijzels), zoute lucht, bijtende rook en andere agentia die de metallische delen en
elektrische isoleringen kunnen beschadigen.
De elektrische delen van het lasapparaat werden behandeld met beschermende harsen.
Bij het eerste gebruik is het mogelijk dat er rook ontstaat; dit is te wijten aan het hars,
dat volledig is opgedroogd. De rookvorming zal slechts enkele minuten duren.
9
signaleringen