Nederlands
3. Boomstammen doorzagen
Bij het doorzagen van een boomstam die geplaatst is
zoals aangegeven in Afb. 21 zaagt u de boomstam
eerst vanaf onder ongeveer een derde door en daarna
zaagt u de boomstam vanaf boven helemaal door. Bij
het doorzagen van een boomstam die over een kuil ligt
zoals aangegeven in Afb. 22 zaagt u de boomstam
eerst vanaf boven ongeveer twee derde door en
daarna zaagt u vanaf onder naar boven.
LET OP
○ Pas op dat het zwaard niet door de druk in de boomstam
klem komt te zitten.
○ Wanneer u op een helling werkt, moet u altijd aan de
hellingopwaartse zijde van de boomstam staan. Als u
aan de hellingafwaartse zijde van de boomstam staat,
kan de boomstam naar u toe rollen.
4. Bomen omzagen
(1) Zaag een valkerf 1 zoals aangegeven in Afb. 23:
Zaag de valkerf aan de zijde waarin u wilt dat de boom
moet omvallen.
De diepte van de valkerf moet ongeveer 1/3 van de
diameter van de boom bedragen. Zaag nooit een boom
om zonder dat u een degelijke valkerf hebt gemaakt.
(2) Zaag een velsnede 2 zoals aangegeven in Afb. 23:
De velsnede moet ongeveer 5 cm hoger zijn en parallel
lopen aan de horizontale valkerf.
Als de ketting vast komt te zitten tijdens het zagen,
stopt u de zaag en gebruikt dan wiggen om de ketting
vrij te maken. Zaag niet door de volledige boom heen.
LET OP
○ Bij het omzagen van bomen voorzichtig zijn dat niemand
in gevaar wordt gebracht en er geen beschadigingen
aan eigendommen of openbare voorzieningen worden
aangebracht.
○ Ga altijd aan de hellingopwaartse zijde van het terrein
staan aangezien de boom mogelijk naar beneden gaat
rollen of schuiven nadat deze is omgezaagd.
SLIJPEN VAN HET KETTINGBLAD
LET OP
Zorg dat het gereedschap is losgekoppeld van de
stroomvoorziening voordat u de onderstaande stappen
uitvoert.
Draag handschoenen om uw handen te beschermen.
Wanneer de kettingbladen bot en versleten zijn,
neemt de prestatie van het gereedschap af en worden
de motor en de diverse andere onderdelen van het
gereedschap onnodig belast. Om een optimale
prestatie te handhaven, moet u de kettingbladen
regelmatig controleren en ervoor zorgen dat ze
correct geslepen en afgesteld zijn. Het slijpen van de
kettingbladen en het afstellen van de dieptestellernok
moet in het midden van het zwaard worden uitgevoerd,
met de zaagketting correct op het gereedschap
aangebracht.
1. Slijpen van de bladen
Houd de bijgeleverde ronde vijl tegen het kettingblad
zodat een vijfde van de diameter boven het uiteinde van
het blad uitsteekt, zoals aangegeven in Afb. 24. Slijp
de bladen door de ronde vijl onder een hoek van 30° te
houden ten opzichte van het zwaard zoals aangegeven
in Afb. 25, waarbij u erop let dat de ronde vijl recht
worden gehouden zoals aangegeven in Afb. 26. Zorg
dat alle bladen onder dezelfde hoek worden gevijld,
want anders zal de zaagprestatie van het gereedschap
afnemen. De vereiste hoeken voor het juist slijpen van
de bladen zijn aangegeven in Afb. 27.
Zorg ervoor dat alle zaagschakels even lang zijn.
2. Afstellen van de dieptemeter
Om dit werk uit te voeren, gebruikt u de los verkrijgbare
mal voor de dieptestellernok en een normale platte
vijl die plaatselijk verkrijgbaar is. De in Afb. 28
getoonde
afmeting
genoemd. De dieptestellernok geeft de diepte van
de snede (inkeping) aan en moet nauwkeurig worden
aangehouden. De optimale dieptestellernok voor dit
gereedschap is 0,635 mm.
Na herhaaldelijk slijpen van de kettingbladen zal de
dieptestellernok minder zijn. Daarom plaatst u na
iedere 3 - 4 maal slijpen de mal voor de dieptestellernok
zoals aangegeven in Afb. 29 en vijlt dan het gedeelte
weg dat boven het bovenste vlak van de mal voor de
dieptestellernok uitsteekt.
ONDERHOUD EN INSPECTIE
1. Inspecteren van de ketting
(1) Zorg dat de kettingspanning regelmatig wordt
gecontroleerd. Als de ketting slap hangt, stelt u de
spanning af zoals beschreven in het gedeelte „Afstellen
van de kettingspanning".
(2) Als de kettingbladen bot zijn geworden, kunt u deze
slijpen zoals beschreven in het gedeelte „Slijpen van
het kettingblad".
(3) Wanneer het zaagwerk is voltooid, smeert u de ketting
en het zwaard grondig door de olieknop drie- of
viermaal in te drukken terwijl de ketting draait. Hierdoor
wordt roest voorkomen.
2. Reinigen van het zwaard
Wanneer de zwaardgroef of het oliegat verstopt raakt
met zaagsel, wordt de oliesmering belemmerd wat
kan resulteren in beschadiging van het gereedschap.
Verwijder regelmatig de kettingafdekking en maak de
groef en het oliegat met een stuk draad schoon, zoals
aangegeven in Afb. 30.
3. Reinigen van de binnenkant van de zijafdekking
De bediening van de spanningsregelaar en de knop zal
minder soepel zijn als zich zaagsel of verontreinigingen
in de binnenkant van de zijafdekking ophopen en het
is zelfs mogelijk dat de bedieningsorganen helemaal
niet meer bewegen. Na gebruik van de kettingzaag
of vervangen van de zaagketting enz. steekt u
een platte schroevendraaier in de spleet onder de
spanningsregelaar zoals aangegeven in Afb. 31, tilt
dan de knop en de spanningsregelaar omhoog en
verwijdert daarna langzaam de schroevendraaier om
de binnenkant van de zijafdekking te reinigen en alle
zaagsel te verwijderen.
4. Inspectie van de koolborstels (Afb. 32)
In de motor worden koolborstels gebruikt, die
onderhevig zijn aan slijtage. Omdat een te ver versleten
koolborstel kan leiden tot problemen met de motor,
dient u de koolborstel te vervangen door een nieuwe
met hetzelfde koolborstelnummer, zoals aangegeven
op de afbeelding, wanneer deze tot aan of tot bij de
„slijtagelimiet" versleten is. Bovendien moeten de
koolborstels altijd schoon gehouden worden en moet
u ervoor zorgen dat ze zich vrij in de borstelhouders
kunnen bewegen.
Het aantal koolborstels verschilt afhankelijk van de
spanning die wordt gebruikt.
5. Vervangen van de koolborstels
Demonteer
de
sleufschroevendraaier. De koolborstels kunnen dan
gemakkelijk worden verwijderd. (Afb. 33)
LET OP
Wees voorzichtig dat u bij dit werk de borstelhouder
niet vervormt.
46
wordt
de
dieptestellernok
borstelkappen
met
een