12.1.3
Montagehandleiding
•
Geen vet gebruiken!
•
Deze montagehandleiding geldt voor de montage van SKYTAC rails op aluminium ladders met een
trede-afstand van 280–300 mm, een sporthoogte en een opstapvlak tussen 28–30 mm.
•
De montage wordt uitgevoerd m.b.v. de systeemcomponent tredebeugel (art. nr. TAC-0190).
•
Begin aan het bovenste uiteinde van de ladder.
•
De SKYTAC rail wordt gelijk geplaatst met het uiteinde van de verstevigingen (einde van de klimroute)
en vervolgens gecentreerd en loodrecht uitgelijnd met de railgaten op de sport.
•
De ladderdelen zodanig monteren dat de vangneuzen naar boven (in richting ladder) wijzen.
•
Daarna wordt de SKYTAC rail op de bovenste sport bevestigd m.b.v. een tredebeugel.
•
De volgende tredebeugels worden gemonteerd met een max. afstand van 1200 mm tussen elkaar,
ongeacht of er railkoppelingen aanwezig zijn. Voor elk railsegment moet tenminste
•
1 tredebeugel worden gemonteerd.
•
De zelfborgende moeren moeten worden aangedraaid met een aandraaimoment van 71 Nm.
•
In het geval dat het onderste uiteinde van de SKYTAC rail niet automatisch door een
•
beugel wordt gehouden, dient hier een extra beugel te worden gemonteerd.
•
De aanvang van de klimroute (= onderkant van de rail) begint max. 140 +5 mm boven het
instapniveau. De lengte van de ladderdelen dienen zo te worden gekozen dat de railkoppelingen altijd
gecentreerd geplaatst zijn tussen twee sporten zijn (140–150 mm afstand tussen de afzonderlijke
tredes. Dit voorkomt een botsing tussen de voegverbinders en de sporten.
•
De valbeveiligingsrails worden vastgeschroefd m.b.v. voegverbinders (TAC-0040) met twee thermisch
verzinkte platte, ronde schroeven (type M12x30-8.8) om een veilige verbinding tot stand te brengen.
•
Hierdoor wordt een verplaatsing van de rails voorkomen. De spleetmaat moet bij 20 °C min 1 mm zijn,
•
maar mag niet max. 3 mm overschrijden.
•
Tijdens de montage dient u te voorkomen dat de meeloper eruit schuift aan het bovenste uiteinde van
de valbeveiligingsrail. Maak hiertoe gebruik van een tijdelijk gemonteerde klimstop (kabelbinders).
•
Deze mag alleen worden verwijderd nadat het erboven liggende laddergedeelte vast gemonteerd is.
•
Als de klimroute op een platform eindigt, moet de geleiderrail tenminste 1000 mm
•
de bovenkant van het platform.
•
De maximale hellingshoek van de rechte geleiderrail +-15° t.o.v. loodlijn (zie Abbildung 23:
Neigungswinkel).
Abbildung 23: Neigungswinkel
MAT-MA-0035_NL SKYTAC
15°
15°
15°
Stand:13/02/2018
15°
15°
15°
15°
Pagina 27 van 37