d. Neem de monsterkuvet uit de meetschacht.
11. De kalibratie is voltooid als twee kalibratiepunten zijn verkregen.
Als aanvullende standaardvloeistoffen nodig zijn voor de kalibratie:
a. Druk op
druk vervolgens op
b. Voer stap
wilt invoeren.
12. Druk tweemaal op
Een kalibratiekromme invoeren met het toetsenblok
Voor het invoeren van een door de gebruiker opgestelde
kalibratiekromme zijn ten minste twee gegevensparen vereist. Voor elk
gegevenspaar moeten een concentratiewaarde en de absorbtiewaarde
voor de gegeven concentratie bekend zijn. Er kunnen maximaal
10 gegevensparen worden ingevoerd.
Opmerking: Deze procedure kan ook worden gebruikt om de gegevensparen
van een door de gebruiker ingevoerde kalibratiekromme te wijzigen.
1. Stel het instrument in op het te kalibreren bereik. Raadpleeg
instrument configureren
2. Houd
ingedrukt totdat "USER" (gebruiker) en vervolgens "CAL"
(kalibratie) wordt weergegeven en druk vervolgens op
Opmerking: Als "USER" (gebruiker) en "CAL" (kalibratie) niet worden
weergegeven, kan de fabriekskalibratie voor het geselecteerde bereik niet
worden gewijzigd.
3. Druk op
vervolgens op
4. Wanneer "RES" (resolutie) wordt weergegeven op de display stelt u
de resolutie in.
a. Druk op
wordt weergegeven.
b. Als u de resolutie wilt wijzigen, drukt u op
. Druk op
c. Als u de resolutie niet wilt wijzigen, drukt u op
totdat "Add" (toevoegen) wordt weergegeven en
.
9–10
opnieuw uit als u meer standaardvloeistoffen
als u wilt terugkeren naar de meetmodus.
op pagina 179.
totdat "EDIT" (bewerken) wordt weergegeven en druk
.
. De resolutie-instelling (plaatsing decimaalteken)
om de wijziging op te slaan.
Het
.
en vervolgens op
.
Nederlands 193