Trilux EDS+RF Serie Instrucciones De Manejo página 42

2. Plaats de verlichtingssterktemeter op een geschikte plaats
op de werkplek en draai aan de instelschroef tot de gewens
te verlichtingssterkte bereikt is.
Naar rechts draaien verlaagt de instelwaarde en naar links
verhoogt deze.
Opmerking: De gewenste verlichtingssterkte moet worden
ingesteld bij duisternis (zonder dag- of kunstlicht).
Instellen van de uitschakelvertraging (Delay)
De uitschakelvertraging wordt ingesteld op een waarde tussen
1 minuut en 30 minuten met de daartoe bestemde potentio
meter op de sensor. De standaardinstelling bij levering is 15
minuten.
100 uur inbranden
De sensor heeft een toets om het 100 uur inbranden te starten.
In deze modus wordt de verlichting ingeschakeld bij detectie
en gedurende de eerste 100 uur niet gedimd.
Om het 100 uur inbranden te starten, moet
gedurende 1-3 seconden gedrukt worden op
de overeenkomstige toets. De armatuur be-
vestigt de inschakeling van de inbrandmodus
door één keer te knipperen.
Als de 100 uur verstreken zijn, schakelt het
systeem automatisch om naar de ingestelde
bedrijfsmodus. Om deze omschakeling aan te
geven, zullen de lichtbronnen tweemaal knip-
peren.
Als er langer dan 3 seconden op de toets gedrukt wordt voor
de 100 uur verstreken zijn, wordt de inbrandmodus uitgescha-
keld. Dit wordt eveneens bevestigd door dubbel knipperen van
de lichtbronnen.
82
100 uur
inbrandfunctie
Uitbreiding van het detectiebereik en groepering van de arma-
turen (ruimten en zones)
Door de instelling van een radioverbinding tussen de armatu-
ren onderling kunnen hun aanwezigheidsdetectiebereiken sa-
mengevoegd worden. Na de samenvoeging van de armaturen
tot een groep (bijv. een ruimte) kan de groep onderverdeeld
worden in max. 16 subgroepen (zones).
Wanneer de daglichtafhankelijke regeling ingeschakeld is,
worden alle armaturen van een zone ingeschakeld indien een
armatuur binnen de zone een aanwezigheid detecteert. Anders
schakelen ze in de 100%-modus.
Armaturen van andere zones binnen de groep (ruimte) worden
eveneens geschakeld, maar blijven op een minimum, voor
zover daar niet eveneens aanwezigheid gedetecteerd wordt.
Deze functie kan bijv. gebruikt worden in een kantoortuin, om
ervoor te zorgen dat niet-gebruikte zones automatisch een
basisverlichting krijgen. Door de verlichtingssterkte te beper-
ken, kan veel energie bespaard worden. De basisverlichting
garandeert bovendien het door de geldige verlichtingsnormen
vereiste luminantie-evenwicht binnen de ruimte.
Wanneer er geen radioverbinding tussen de armaturen in een
ruimte wordt ingesteld, functioneren de armaturen steeds als
individuele armaturen. Wanneer er na de totstandbrenging
van de radioverbinding geen groepering van de zones wordt
uitgevoerd, functioneert de gehele armaturengroep (ruimte)
als één zone.
83