Bediening
Voer het onderzoek met de retinometer altijd uit bij gedempt licht. Ogen met troebele
media moeten maximaal gedilateerd zijn, bij heldere media is dit niet nodig. Leg de
patiënt, voor zover dit mogelijk is, aan de hand van de bijgevoegde retinometerkaart
uit wat hij zal zien. Begin het onderzoek met het betere oog.
Plaats de patiënt zodanig, dat hij een gemakkelijke houding inneemt. Hij moet zonder
te fixeren recht in het donker kijken.
Schakel de retinometer in. Stel indien nodig de lichtsterkte in door middel van controle
aan uw eigen oog (indien nodig moet u de lichtsterkte tijdens het onderzoek
veranderen).
Kies met de hendel (3) de oriëntatie van het lijnen en met het wiel (4) een lagere
visusstap.
Steun de retinometer op het voorhoofd van de patiënt en richt de rode lichtstraal op de
pupil. Kijk daarbij van duidelijke afstand zijdelings langs de retinometer of eroverheen
(tussen de kop van het instrument en de steun (1) is een "venster" (2)) en observeer de
reflexen van de lichtpuntjes op het hoornvlies.
Leid de lichstraal door licht kantelen en draaien met de handgreep over de pupil totdat
de patiënt de testmarkering met rode en zwarte of lijnen kan zien. Spreek met hem af
hoe hij de vraag met betrekking tot de oriëntatie van het lijnen beantwoordt (handsein
of verbaal). Meldt hij ontbrekende delen van de ronde vlek of vertekende lijnen, dan
kan dit wijzen op een dysfunctie van de macula.
Verander de oriëntatie van het lijnen door draaien van de hendel (3) met de vrije hand,
zonder de retinometer af te zetten.
Verhoog de visuswaarde totdat de patiënt het lijnenpatroon in geen enkele oriëntatie
meer ziet. De vooraf ingestelde waarde komt overeen met de potentiële gezichts-
scherpte.
Algemene aanwijzingen voor het onderzoek van de gezichtsscherpte met de retinometer:
Het onderzoek van de potentiële gezichtsscherpte heeft zich al sinds vele jaren bewe-
zen als subjectief-kwantitatieve methode met name bij vertroebeling van de optische
media. In principe kunnen er zeer betrouwbare resultaten worden bereikt wanneer
enkele essentiële voorwaarden in acht worden genomen. Bij zeer dichte vertroebelingen
van de media onder een optotype-visus van 0,1 neemt de betrouwbaarheid van de
prognose af, de postoperatieve visus is vaak beter dan de visus van de retinometer.
Bij amblyope ogen neigen de resultaten wegens het grote gezichtsveld van het
testbeeld eerder tot fout-positieve waarden. Bij ametropie groter dan ca. 6 Dpt. worden
in sommige gevallen betere resultaten bereikt als de patiënt wordt onderzocht met zijn
brilcorrectie. Hetzelfde geldt voor ernstig astigmatisme. Nystagmus en tremoren,
communicatieproblemen, seniliteit of zwakte van de patiënt kunnen beperkende
factoren zijn. Over het algemeen geldt dat degeneratieve processen een aanzienlijke
beperking kunnen betekenen, die alleen bij overeenkomstige ervaring van de onder-
zoeker een beoordeling van het resultaat mogelijk maken. (Een uitvoerige beschrijving
van het thema incl. literatuurverwijzingen staat in:Lachenmayer, Potentielle Sehschärfe
bei Störungen der brechenden Medien, Quintessenz-Verlag München 1993).
De HEINE retinometer zijn bedoeld voor een tijdelijk onderzoek < 2 min. met een
onderbreking tot aan het volgende gebruik van 15 minuten.
22/40
med 2214
2020-06-02