omhoog gaat zodat lijn B vanaf de zijkant zichtbaar is, levert de unit voldoende lucht.
Air 175 AL:
De turboeenheid is gemaakt om tenminste te voldoen aan de eisen van EN 12941, zodanig dat ze
onder alle omstandigheden een flowsnelheid van tenminste 140 liter. min voor tenminste 4 uur
levert, uitgaande van een volledig opgeladen accu bij de start. (Minimum ontwerpduur = 4 uur).
De turboeenheid zal een hoorbaar en zichtbaar alarm geven wanneer de luchtflow door het
dichtslibben van het filter daalt naar de minimum flowsnelheid of wanneer de spanning van de accu
daalt naar een niveau waarop het niet langer mogelijk is de turbo-eenheid veilig van stroom te
voorzien. Indien een van deze beide omstandigheden optreedt wordt een frequent herhaalde hoorbare
bliep uitgezonden. Aanvullend knippert de gele LED bovenop de turboeenheid bij een verstopt filter
en de rode LED knippert bij een lage accu.
Indien een van beide alarmen optreedt tijdens gebruik moet de drager de vervuilde ruimte onmiddellijk
verlaten en het filter vervangen of de accu weer opladen.
Als u de eenheid vervolgens uitzet, zal het alarm bliepen om het correct functioneren van het
alarmsysteem weer te geven. Als het bliepen na een paar seconden stopt, is de luchtflow voldoende
om verder te gaan met het gebruik van de eenheid.
6. AANTREKKEN TURBOEENHEID
Zorg ervoor dat de turboeenheid, de luchttoevoerslang en het hoofdstel niet beschadigd zijn en dat
de accu veilig in de turboeenheid is geplaatst. Druk de slangaansluiting in de turbo-uitlaat en draai
de slang om hem vast te zetten.
Zet de turboeenheid aan en doe de riem rond uw middel door de gespen aan de voorkant dicht te
maken.
7. AANTREKKEN HOOFDSTEL
Kijk naar de aparte instructies die worden geleverd bij het hoofdstel voor aanwijzingen voor pasvorm,
afstellen en gebruik van de lasbril. Zorg ervoor dat de gelaatsafdichting goed onder de kin zit en dat
ze goed aansluit.
8. SCHOONMAKEN, ONDERHOUD & OPSLAG
8.1 Onderhoud
Routinematig onderhoud is beperkt tot het schoonmaken van de uitrusting en het vervangen van
filters.
8.2 Schoonmaken & opslag
Voorkom dat u tijdens het schoonmaken stof inademt.
Gebruik geen bijtende schoonmaakmiddelen of organische oplosmiddelen om de krachtbron of de
slang schoon te maken. U kunt alle componenten schoonmaken met een vochtige doek die in een
warm sopje is gedipt. Afdrogen met een zachte, schone doek. Probeer niet om de filters schoon te
maken. Als ze vol zitten moeten ze worden vervangen.
Plaats de turboeenheid niet in water en laat geen water via de luchtinlaat of uitlaat de eenheid
binnenkomen.
Kijk bij de separate gebruiksaanwijzing van het hoofdstel voor schoonmaakinstructies.
Alle uitrusting moet opgeslagen worden in een schone, droge atmosfeer (R.H. <90%) binnen het
temperatuurbereik –5º tot + 55ºC. De uitrusting moet beschermd worden tegen direct zonlicht en
materiaal waarvan bekend is dat het kunststof beschadigt, zoals benzine en damp van oplosmiddelen.
De apparatuur moet vervoerd worden in de originele verpakking. Indien juist opgeslagen, kan de
apparatuur vijf jaar in opslag bewaard worden.
23