12.8 Reiniging
VOORZICHTIG
Gevaar voor letsel en beschadiging
Altijd de geheven kiepinrichting borgen.
1. Voertuig op een vlakke ondergrond neerzetten.
2. Contact uitschakelen en contactsleutel uit het slot trek-
ken.
3. Parkeerrem bedienen.
4. Hoofdschakelaar uitschakelen.
12.8.1Voertuig reinigen
Voertuig dagelijks na afloop van het werk reinigen.
VOORZICHTIG
Beschadigingsgevaar door verkeerde reiniging
Reinig knikscharnier, banden, koelribben, hydrauliekslan-
gen en -ventielen, afdichtingen en elektrische en elektroni-
sche componenten niet met een hogedrukreiniger.
Neem de betreffende veiligheidsvoorschriften bij het reini-
gen van het voertuig met een hogedrukreiniger in acht.
Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen.
Ter bescherming van het luchtfilter het voertuig alleen met
uitgeschakelde motor nat reinigen.
1. Ter preventie van brandgevaar het voertuig op lekkage
van olie en brandstof controleren. Lekkages door de
klantenservice laten verhelpen.
2. Ter preventie van brandgevaar de motor, geluiddemper,
accu en brandstoftank van plantenresten en olie ont-
doen.
3. Motor indien nodig met borstel, perslucht of lichte water-
druk reinigen.
4. Spatlappen van de wielen reinigen.
12.8.2Radiateureenheid reinigen
LET OP
Oververhitting door verontreiniging
Houd radiateurrooster, aanzuigrooster en blazer altijd vrij
van beschadigingen, plantenresten en andere verontreini-
gingen.
1. Radiateurbeschermrooster verwijderen.
zie hoofdstuk 12.7.5 Radiateurbeschermrooster
2. Motorkoeler, koeler hydraulische olie, en koeler aircon-
ditioning (optie) van grof vuil ontdoen.
3. De koelers met een zachte borstel, perslucht (max. 5
bar) of geringe waterdruk reinigen.
12.9 Zekeringen MIC 50 (tot serie-nr. 200226)
236
1. De zekeringen bevinden zich op een printplaat achter
de afdekking aan de rechterkant van de bestuurdersca-
bine.
Klemhendel
1
Afdekking
2
2. Rechterdeur van de bestuurderscabine openen.
3. Klemhendel openen.
4. Afdekking verwijderen.
Zekeringen
1
Zekeringtester met groene led
2
Instructie
Functioneert alleen bij ingeschakelde hoofdschakelaar
5. Vermeend defecte zekering uittrekken.
6. Zekering in zekeringtester steken en controleren.
Brandt de groene led, dan is de zekering onbeschadigd.
Brandt de groene led, niet, dan is de zekering defect.
7. Een defecte zekering door een nieuwe zekering door de
in de tabel opgegeven nominale waarde vervangen.
8. Afdekking aanbrengen.
9. Klemhendel bedienen.
10.Deur sluiten.
Nederlands