Algemene informatie
Montage
Lees deze gebruiksaanwijzing goed door voordat u met de montage
begint.
• Dit apparaat voldoet aan de laagspannings-richtlijn 73/23EEG
(veiligheid) en aan EMC richtlijn 89/336EEG voor elektromagnetische
compatibiliteit.
Als GEEN CARRIER BEDIENINGEN worden gebruikt, is de
monteur verantwoordelijk voor de naleving van de volgende
richtlijnen:
- Laagspanning (2006/95/EC)
- Elektromagnetische compatibiliteit (2004/108/EC)
• Montage- en onderhoudswerkzaamheden aan deze units mogen
alleen worden uitgevoerd door een gekwalificeerde installateur.
• Alle bekabeling moet voldoen aan de ter plaatse geldende
voorschriften, zoals NEN 1010.
De unit moet worden uitgevoerd met een aardleiding.
• Controleer of voltage en frequentie van de hoofdvoeding
overeenkomen met de gegevens op de kenplaat van de unit.
Houd bij het aanleggen van de elektrische voeding en bij het
aansluiten op het elektrisch voedingnet rekening met de ter plaatse
geldende voorschriften. De elektrische voeding (aansluiting,
kabeldiameter, beveiliging) moet geschikt zijn voor de gegevens zoals
aangegeven op de naamplaat van de unit.
• Gebruik, indien nodig, voor de condensaatafvoer PVC pijp van 25 mm
binnendiameter op de juiste lengte en met adequate thermische isolatie.
• Test de systeemwerking grondig na de installatie en leg alle
systeemfuncties uit aan de klant.
• Gebruik de airconditioner alleen voor het doel waarvoor hij is bestemd.
Het apparaat is niet geschikt voor gebruik in zeer vochtige ruimten.
WAARSCHUWING:
Schakel ALTIJD de hoofdstroom af voordat met werkzaamheden aan
de unit wordt begonnen!
Waarschuwingen: vermijd.....
... obstructies van de toevoer of retourlucht (Zie fig. 3).
... blootstelling aan oliedampen (Zie fig. 4).
... montage in ruimten met geluidsgolven met hoge frequentie
(Zie fig. 5).
... stijgingen in de condensaatafvoerleiding.
Dit mag alleen direct bij de unit met een maximaal hoogteverschil van
200 mm vanaf de bovenkant van de unit (Zie fig. 6).
... horizontale condensaatafvoerleiding met minder dan 2% afschot
(Zie fig. 7).
... blootstelling aan direct zonlicht als de unit in koelbedrijf werkt. Laat
de binnen- of buitenzonwering neer.
Montage
Zie fig. 15.
• Plaats de unit zo centraal mogelijk in de ruimte. De
luchtuitblaasrichting kan worden geregeld door de stand van de
luchtgeleideschoepen handmatig in te stellen, afhankelijk van het
bedrijfstype (koelen of verwarmen).
Hierdoor wordt een optimale luchtverdeling in de ruimte verkregen.
• In koelbedrijf wordt de luchtstroom, voor een zeer gelijkmatige
menging met de ruimtelucht, naar het plafond gericht (Coanda effect).
In verwarmingsbedrijf wordt de luchtstroom naar de vloer gericht om
de vorming van warme luchtlagen bovenin de ruimte te voorkomen.
• Controleer of de plafondtegels kunnen worden verwijderd, zodat
er voldoende vrije ruimte is voor onderhoudswerkzaamheden. Bij
plaatsing in gestucte plafonds moet ervoor worden gezorgd dat de
76
42 GW
• Carrier is niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door modificaties of
fouten in de elektrische- of wateraansluitingen.
Als de montage-instructies niet worden gevolgd of bij toepassing van
de unit onder condities die vallen buiten die genoemd in de tabel
Bedrijfslimieten komt de garantie onmiddellijk te vervallen.
• Als de veiligheidsrichtlijnen voor de elektrische montage niet worden
gevolgd kan in geval van kortsluiting brand ontstaan.
• Controleer de unit op transportschade.
Dien in geval van schade een claim in bij de vervoerder. Installeer geen
beschadigde units.
• Schakel in geval van storing de unit uit. Schakel de hoofdstroom af en
neem contact op met uw installateur.
• Unit en verpakking zijn vervaardigd van milieuvriendelijke
materialen en zijn geschikt voor hergebrui.
• Voer het verpakkingsmateriaal af volgens de plaatselijke voorschriften.
Plaats van opstelling
Plaats de unit niet:
• In direct zonlicht.
• Te dicht bij een warmtebron.
• Aan vochtige wanden of op plaatsen waar gevaar bestaat voor teveel
vocht (wasruimten etc.).
• Waar gordijnen of meubels de luchtcirculatie kunnen belemmeren.
Aanbevelingen:
• Kies de plaats voor de binnen-unit zodanig, dat de luchtcirculatie niet
wordt belemmerd.
• Kies een plaats waar de montage geen problemen oplevert.
• Kies een plaats waar voldoende vrije ruimte mogelijk is.
• Kies een plaats waar optimale luchtverdeling mogelijk is.
• Kies een plaats waar de condensaatafvoer gemakkelijk kan worden
aangelegd.
... plaatsing te dicht bij warmtebronnen waardoor de unit kan
beschadigen (Zie fig. 8).
... aansluiting van de condensaatafvoer op de riolering zonder sifon.
De hoogte van de sifon moet minimaal 50 mm bedragen
(Zie fig. 9-10).
gedeeltelijke leidingisolatie. Niet waterpas plaatsen van de unit.
Hierdoor wordt het condensaat niet goed afgevoerd
(Zie fig. 11).
... het pletten van (condensaat) leidingen (Zie fig. 12-13).
... niet goed vastgezette elektrische aansluitingen (Zie fig. 14).
unit altijd bereikbaar is.
LET OP:
Stel de luchtgeleideschoepen alleen in zoals afgebeeld 15.
Bij eenheden met verwarmingsweerstanden is het gebruik van de
kit AFSLUITING TOEVOER NIET toegestaan
Voorafgaand aan de montage
Transporteer de unit bij voorkeur in de verpakking naar de plaats van
opstelling. Controleer op transportschade, zoals gebroken leidingen,
losse onderdelen, losse bedrading, etc.
Het uitblaasrooster en de accessoires zijn afzonderlijk verpakt (Zie fig.