5. Wanneer de vereiste druk op het scherm verschijnt, moet de gebruiker de druk op de regeleenheid toepassen.
Druk wanneer de toegepaste druk bevestigd en stabiel is op knop B, om naar de volgende druk te gaan.
De regeleenheid vereist een multipuntskalibratie bij 0, 18, 45 en 130 mmHg. De drukbron moet tot op
± 0,2 mmHg nauwkeurig en stabiel zijn.
6. De regeleenheid geeft '0 mmHg' weer bij het begin van de kalibratie. Telkens als knop B wordt ingedrukt, gaat
het scherm door naar de volgende druk in de reeks. Na de laatste kalibratiestap drukt u nogmaals op knop B om
terug te keren naar de testtoegangsmodus.
7. Na voltooiing worden de nieuwe kalibratiewaarden vastgelegd in het geheugen. Het apparaat geeft een
pieptoon af en keert terug naar de testtoegangsmodus.
8. Als de kalibratietestmodus wordt afgesloten voordat het proces is voltooid, blijven de vorige kalibratiewaarden
ongewijzigd.
9. Als tijdens een van de kalibratiestappen een druk buiten het verwachte bereik wordt waargenomen, wordt een
foutindicator geactiveerd.
Testmodus T4 – verificatie druktransducerkalibratie
Opmerking: De in het Kendall SCD™ 700 serie compressiesysteem gebruikte transducer maakt gebruikt van de
allernieuwste technologie. Hij is zeer precies en vertoont vrijwel geen verloop.
De kalibratiecertificering van de fabriek komt te vervallen als de behuizing wordt geopend. Herkalibratie is zelden
vereist en mag alleen worden uitgevoerd als het echt nodig is. Voer test T4 altijd vóór test T3 uit om de kalibratie van
de druktransducer te verifiëren.
Vereiste apparatuur: een gereguleerde precisieluchtbron die tot op ± 0,2 mmHg nauwkeurig is over een bereik van
0-130 mmHg.
1. Zorg dat er niets is aangesloten op de poorten aan de achterkant van de regeleenheid en open de
testtoegangsmodus. Selecteer testtoegangsmodus T4.
2. Druk op knop B om met de test te beginnen.
3. T4 knippert op het scherm totdat de kalibratieverificatieprocedure is voltooid of er een foutconditie optreedt.
4. Ventiel 1 blijft tijdens de hele procedure werken, zodat de gebruiker de kalibratie van de druktransducer kan
verifiëren met de behuizing van de regeleenheid dicht. De drukstandaard kan met de behuizing dicht direct op
de positie voor luchtkussen 1 bij poort A worden aangesloten. De positie voor luchtkussen 1 is de meest linkse
aansluiting van poort A (gezien vanaf de achterkant van de regeleenheid).
5. Wanneer de vereiste druk op het scherm verschijnt, moet de gebruiker de druk op de regeleenheid toepassen.
Druk wanneer de toegepaste druk bevestigd en stabiel is op knop B, om naar de volgende druk te gaan.
De regeleenheid vereist een multipuntskalibratie bij 0, 18, 45 en 130 mmHg. De drukbron moet tot op
± 0,2 mmHg nauwkeurig en stabiel zijn.
6. De regeleenheid geeft "0mmHg" weer bij het begin van de kalibratieverificatie. Telkens als knop B wordt
ingedrukt, gaat het scherm door naar de volgende druk in de reeks. Na de laatste stap drukt u nogmaals op B
om terug te keren naar de testtoegangsmodus.
7. Voor elke kalibratieverificatiestap wordt de doeldruk op het scherm weergegeven. Als het systeem een op de
regeleenheid toegepaste druk meet die buiten het correcte bereik valt, verschijnt de drukwaarde in het rood,
met een symbool voor kleiner dan "<" of groter dan ">" om de richting van de afwijking aan te duiden. Als de
gemeten druk binnen het kalibratiebereik ligt, verschijnt de doelwaarde in het groen.
8. De kalibratieverificatiemodus wijzigt de kalibratiewaarden niet.
Testmodus T5 – zelftest
1. Open de testtoegangsmodus en selecteer testtoegangsmodus 05.
2. Druk op knop B om met de zelftest te beginnen.
3. T5 knippert op het scherm totdat de test is voltooid.
4. Een akoestische foutindicator piept en de eenheid voert de volledige set tests uit die bij het opstarten wordt
verricht.
NL-23
Kendall SCD™ 700 serie