Testmodus T6 – prestatietest
In deze modus kan de gebruiker de prestaties van de pomp en de ventielen, de drukopbouw en de luchtstroom door
het pneumatische circuit verifiëren. In de fabriek wordt deze test uitgevoerd met bekende volumes aangesloten op de
beenmanchetten. De opblaascycli die tijdens deze test worden doorlopen bij hoge en lage pompsnelheid, zorgen dan
voor tegendruk in de volumes die worden gemeten en gebruikt om de prestaties van het systeem te verifiëren.
1. Bevestig een slangenset die is aangesloten op beenmanchetten die om beenvormen van de juiste maat en
vorm zijn aangebracht.
2. Open de testtoegangsmodus en selecteer testtoegangsmodus T6.
3. Druk op knop B om met de prestatietest te beginnen.
4. T6 knippert op het scherm totdat de test is voltooid.
5. Na het starten van de prestatietest knippert beenpictogram A synchroon met een akoestische foutindicator.
6. Druk op knop B. Beenpictogram A stopt met knipperen, de foutindicatie stopt en de regeleenheid gaat over op
een normale opblaascyclus op poort A, waarbij de pomp gedurende de hele cyclus op lage snelheid werkt.
7. Beenpictogram B knippert synchroon met een akoestische foutindicator.
8. Druk op knop B. Beenpictogram B stopt met knipperen, de foutindicatie stopt en de regeleenheid gaat over op
een normale opblaascyclus op B, waarbij de pomp gedurende de hele cyclus op hoge snelheid werkt.
9. Na voltooiing geeft het apparaat een pieptoon af en keert het terug naar de testtoegangsmodus.
Testmodus T7 – fabricagetest
De fabricagetestmodus wordt tijdens de fabricage gebruikt met gespecialiseerde testapparatuur om correcte montage
en prestaties te verzekeren. Deze modus is niet bestemd voor gebruik buiten de fabricageomgeving.
Testmodus T8 – functiemenumodus
• Zorg dat er niets is aangesloten op de poorten aan de achterkant
van de regeleenheid en open de testtoegangsmodus. Selecteer
testtoegangsmodus T8.
• In de functiemenumodus kunt u de patiëntdetectiefunctie
activeren of deactiveren. De functie is standaard geactiveerd.
Door op knop B te drukken wordt de patiëntdetectiefunctie
gedeactiveerd. De functie blijft gedeactiveerd totdat de gebruiker
opnieuw op knop B drukt om de functie weer te activeren.
• Wanneer de patiëntdetectiefunctie gedeactiveerd is, wordt er geen
patiëntdetectiepictogram weergegeven in de gebruikersinterface
en probeert het apparaat geen patiënt te detecteren, totdat de
functie weer wordt geactiveerd. De therapietijd loopt op wanneer
het apparaat ingeschakeld is en compressiecycli uitvoert. De therapie gaat door en wordt niet onderbroken
wanneer de patiëntdetectiefunctie gedeactiveerd wordt.
Testmodus – Fouthistorie
Met de fouthistorietestmodus kan de gebruiker de recente fouthistorie van een apparaat raadplegen. Deze modus
slaat de 10 meest recente fouten op in omgekeerde chronologische volgorde. Deze functie maakt de diagnosestelling
van problemen met het apparaat gemakkelijk. Open de testtoegangsmodus en selecteer het fouthistoriesymbool
achter T7 om de fouthistorie te zien. De fouthistorie start met de meest recente fout als nummer 1. Het pictogram
met de foutindicator die bij de fout hoort, wordt weergegeven. Telkens als de rechterpijl wordt ingedrukt, toont het
scherm de volgende fout in omgekeerde chronologische volgorde, tot maximaal 10 fouten. Als de pijl na de 10e fout
nogmaals wordt ingedrukt, ziet de gebruiker opnieuw de eerste fout. Als knop A of knop B wordt ingedrukt, keert de
regeleenheid terug naar de testtoegangsmodus.
Kendall SCD™ 700 serie
-
13
afbeelding
gebruikersinterface met
patiëntdetectie gedeactiveerd
NL-24