n Nieuwe patiënt
Als deze functie wordt geactiveerd,
beweegt de slede zich naar de uitgangs-
positie. Activeer de functie en druk op
START. De uitgangspositie wordt aange-
nomen en aanwezige behandelparame-
ters worden gewist.
Bij de ARTROMOT®-SP3 met patiënten-
chipkaart wordt de slede weer terug-
gezet in de fabrieksinstelling. Alle op de
chipkaart opgeslagen waarden worden
gewist.
De slede stopt in de uitgangspositie, dor-
saalflexie/plantairflexie = 0° en inversie/
eversie = 5°.
Me de functie 'Nieuwe patiënt' (uitgangs-
positie) worden de volgende instellingen
aangebracht:
– Dorsaalflexie:
– Plantairflexie:
– Inversie:
– Eversie:
– Pauzes:
– Timer:
– Snelheid:
– Omdraaien van de
bewegingsrichting
Motor A:
– Omdraaien van de
bewegingsrichting
Motor B:
– Motor A:
– Motor B:
– Werking Synchroon: geactiveerd
– Totale behandeltijd:
– Speciale functies:
NIVEAU 3:
n Omdraaien van de bewegingsrichting
Motor A
(veiligheidsschakeling)
In de synchroonmodus gaat het
apparaat automatisch naar de midden-
positie, als de door de patiënt veroor-
zaakte weerstand het ingestelde niveau
overschrijdt.
n Omdraaien van de bewegingsrichting
20°
- 20°
- 5 °
15°
0
Ononderbroken
werking
50 %
25
25
geactiveerd
geactiveerd
0
gedeactiveerd
n Motor A aan / uit
209
In de asynchroonmodus schakelt het
apparaat automatisch naar de tegen-
gestelde bewegingsrichting, als de door
de patiënt veroorzaakte weerstand het
ingestelde niveau overschrijdt.
In te stellen niveau's voor het omdraaien
van de bewegingsrichting: 1 - 25. Bij ni-
veau 1 kan een lichte weerstand al zorgen
dat de bewegingsrichting omgekeerd
wordt, bij niveau 25 is een grotere weer-
stand nodig.
Standaardinstelling: Niveau 25
Motor B
(veiligheidsschakeling)
In de synchroonmodus gaat het appa raat
automatisch naar de middenpositie, als
de door de patiënt veroorzaakte weer-
stand het ingestelde niveau overschrijdt.
In de asynchroonmodus schakelt het
apparaat automatisch naar de tegen-
gestelde bewegingsrichting, als de door
de patiënt veroorzaakte weerstand het
ingestelde niveau overschrijdt.
In te stellen niveau's voor het omdraaien
van de bewegingsrichting: 1 - 25. Bij ni-
veau 1 kan een lichte weerstand al zorgen
dat de bewegingsrichting omgekeerd
wordt, bij niveau 25 is een grotere weer-
stand nodig.
Standaardinstelling: Niveau 25
Voorzichtig!
m
Gevaar voor de patiënt –
De omkering van de bewegingsrichting
is uitsluiten bedoeld als veiligheids-
maatregel bij onder andere kramp,
spasme en gewrichtsblokkade. De fabri-
kant neemt geen verantwoordelijkheid
voor eventueel misbruik.
U kun een volledig geïsoleerde beweging
realiseren door de motoren afzonderlijk
aan en uit te schakelen. Motor A bedient
de dorsaalflexie en plantairflexie, motor B
bedient de eversie en inversie.
Voor een geïsoleerde eversie-/inversiebe-
wegung programmeert u motor A in de
gewenste positie (dorsaalflexie/plantair-
flexie) en deactiveert u hem aansluitend.