Lees de bijbehorende gebruiksaanwijzing van het canuleband zorgvuldig door als u deze
aan de tracheacanule bevestigt resp. verwijdert.
Let er daarbij op dat de Fahl
-tracheacanules spanningsvrij in de tracheostoma liggen en
®
dat de positie ervan door bevestiging van de canuledraagband niet wordt veranderd.
2. Connectors/adapters
Connectors/adapters dienen voor het aansluiten van compatibele canule-accessoires.
De gebruiksmogelijkheid bij individuele gevallen hangt daarbij ook af van het ziektebeeld,
bijv. de status na laryngectomie of tracheotomie.
3. Canulebuis
De canulebuis grenst direct aan het canuleschild en leidt de luchtstroom in de luchtpijp.
Met behulp van de röntgencontraststrook aan de zijkant van de canulebuis kan deze op
röntgenfoto's worden gedetecteerd en kan de positie worden gecontroleerd.
3.1 Cuff
NL
Bij de productvarianten met cuff sluit de cuff met een bijzonder dunne wand en een groot
volume goed op de trachea aan en garandeert bij een juiste vulling een betrouwbare afs-
luiting. De cuff kan als een ballon opgepompt worden. Met de kleine controleballon aan de
vulslang kunt u zien of de canule zich in de geblokkeerde (gevulde) of niet-geblokkeerde
toestand bevindt.
De cuff zelf wordt via een slang met eenwegventiel en controleballon gevuld.
3.1.1 Controle van de afsluiting van de canule en de cuff (indien aanwezig)
De afsluiting van canule en cuff moet direct voor en na het inzetten en vervolgens met
regelmatige tussenpozen worden gecontroleerd.
Vul de cuff en controleer of er een spontane drukval plaatsvindt.
De cuffdruk varieert van patiënt tot patiënt en dient door medisch personeel te worden
bepaald aan de hand van de individuele omstandigheden van de patiënt.
Er mag tijdens de observatieperiode geen beduidende drukval in de cuff optreden.
Ook deze controle van de afsluiting moet vóór elk keer opnieuw inzetten (bijv. na reiniging
van de canule) worden uitgevoerd (zie afb. 7c).
LET OP!
Aanwijzingen voor een bestaande onvolledige afsluiting van de cuff (ballon) zijn on-
der andere de volgende:
• Aan de buitenkant herkenbare beschadigingen van de ballon (gaten, scheuren e.d.)
• Hoorbaar sisgeluid door het ontsnappen van lucht uit de ballon
• Water in de toevoerslangen naar de canule (na reiniging!)
• Water in de cuff (na reiniging!)
• Water in de controleballon (na reiniging!)
• Geen hoestprikkel als er druk uitgeoefend wordt op de controleballon
LET OP!
Bij het controleren van de ballon mogen bij het inbrengen, verwijderen of reinigen
van de canule in geen geval scherpe of spitse voorwerpen bijv. pincetten of klemmen
worden gebruikt omdat deze de ballon (onherstelbaar) kunnen beschadigen. Als u
een van de bovenstaande aanwijzigingen voor een onvolledige afdichting vaststelt,
mag de canule in geen geval meer gebruikt worden omdat de goede werking dan niet
meer gegarandeerd is!
3.2 Obturator
Controleer voordat u de tracheacanule gebruikt of de obturator gemakkelijk uit de canule
kan worden verwijderd!
Als u gecontroleerd hebt dat de obturator zich eenvoudig laat verwijderen, schuift u voordat
u de tracheacanule gaat inbrengen, de obturator weer terug in de canule.
De inbrenghulp dient voor de stabilisatie van de tracheacanule bij het inbrengen in de tra-
cheostoma.
LET OP!
Houd u daarom aan de speciale productinstructies, indicaties en contra-indicaties in
de gebruiksaanwijzing, en bespreek de toepasbaarheid van producten tevoren met
uw behandelend arts.
54