Met de andere, vrije hand kunt u het tracheostoma iets uit elkaar trekken zodat de canule-
punt beter in de ademopening past.
Voor het spreiden van de tracheostoma zijn ook speciale hulpmiddelen verkrijgbaar (tra-
cheospreider ref. 35500), waarmee de tracheostoma gelijkmatig en voorzichtig kan worden
gespreid, bijv. ook in noodgevallen bij een collaberende tracheostoma (zie afb. 6).
Let er bij het gebruik van een hulpmiddel voor het spreiden op dat de canule door het sprei-
den niet door trek beschadigd wordt.
Voer nu de tracheacanule tijdens de inspiratiefase (bij het inademen) voorzichtig in de tra-
cheostoma en buig het hoofd daarbij iets naar achteren (zie afb. 7).
Schuif de canule weer in de trachea.
Nadat u de canule verder in de luchtpijp hebt geschoven, kunt u het hoofd weer rechtop
houden.
Als een obturator wordt gebrukt, moet deze direct uit de tracheabuis worden verwijderd.
Tracheacanules dienen steeds met een speciale canuledraagband te worden bevestigd.
NL
Deze stabiliseert de canule en zorgt er zo voor dat de tracheacanule goed in de tracheosto-
ma blijft zitten (zie afb. 1).
1.1 Vullen van de cuff (indien aanwezig)
Voor het vullen van de cuff wordt via de Luer-aansluiting (gestandaardiseerde conische
verbinding) van de toevoerslang door middel van een cuffdrukmeter een vooraf bepaalde
druk in de manchet opgebouwd.
De cuffdruk varieert van patiënt tot patiënt en dient door medisch personeel te worden
bepaald aan de hand van de individuele omstandigheden van de patiënt.
Vul de cuff volgens de vooraf bepaalde cuffdruk en controleer of er via de canule voldoende
luchttoevoer plaatsvindt.
Let er daarbij altijd op dat de cuff onbeschadigd is en goed werkt.
Als de gewenste afsluiting ook na herhaalde pogingen met het vermelde grensvolume niet
bereikt wordt, is mogelijk een canule met een grotere diameter geïndiceerd.
De juiste cuffdruk moet regelmatig, d.w.z. ten minste om de twee uur, worden gecontroleerd.
LET OP!
Alle voor het vullen van de cuff gebruikte instrumenten moeten schoon zijn en vrij
zijn van vreemde deeltjes! Trek deze van de luer-aansluiting van de toevoegslang af
zodra de cuff gevuld is.
LET OP!
Als de maximumdruk langdurig wordt overschreden, kan de doorbloeding van de
slijmvliezen worden aangetast (gevaar voor ischemische necrosen, drukulcera, tra-
cheomalacie, tracheastenose, pneumothorax). Bij bademende patiënten mag de cuff-
druk niet dalen tot onder de door de arts bepaalde waarde, om een stille aspiratie te
voorkomen. Sissende geluiden bij de ballon, vooral bij het uitademen, wijzen erop dat
de ballon de trachea niet voldoende afsluit. Als de trachea niet met de door de arts
bepaalde drukwaarden wordt afgesloten, moet alle lucht weer uit de ballon worden
gezogen en de blokkeringsprocedure worden herhaald. Als dit bij diverse pogingen
niet lukt, raden wij het gebruik van de eerstvolgende grotere tracheacanule met bal-
lon aan. Vanwege de gasdoorlaatbaarheid van de ballonwand kan de druk van de
ballon in principe in de loop der tijd dalen, kan echter bij gasnarcosen ook ongewild
stijgen. Een regelmatig drukcontrole wordt daarom altijd aanbevolen.
De cuff mag in geen geval overvuld worden met lucht, omdat dit beschadiging van de
tracheawand of scheuren in de cuff tot gevolg kan hebben met daaruit voortvloeiend
leeglopen of vervormen van de cuff, waardoor een blokkering van de luchtwegen niet
uitgesloten kan worden.
LET OP!
Tijdens anesthesie kan de cuffdruk door gebruik van distikstofoxide (lachgas) stijgen
of dalen.
2. Verwijderen van de canule
VOORZICHTIG
Accessoires zoals het tracheostomaventiel of HME (warmte- en vochtuitwisselaars)
moeten worden verwijderd voordat de Fahl
-tracheacanules worden verwijderd.
®
56