diameter kiezen. Deze met de meegeleverde stiftsleutel op het verwarmings-
element (4) monteren.
DVS 2208 deel 1 schrijft voor dat de temperatuur van het verwarmingselement
traploos instelbaar moet zijn. Om ook de vereiste constante temperatuur aan
het verwarmingselement te garanderen, zijn de apparaten uitgerust met een
temperatuurregeling (thermostaat). DVS 2208 deel 1 schrijft voor dat het
temperatuurverschil ten opzichte van het normale gedrag maximaal < 3°C mag
bedragen. Deze nauw keurigheid is alleen met een elektronische temperatuur-
resp. met een mechanische temperatuurregeling mogen daarom niet voor het
maken van lassen, volgens DVS 2207, ingezet worden.
worden op het typeplaatje als volgt gekenmerkt:
b.v. REMS MSG 63 EE: instelbare temperatuur (E), Elektronische temperatuur-
regeling, regelt de ingestelde temperatuur met een tolerantie van ± 1°C.
De arbeidstemperatuur van 260 ± 10° C is vast ingesteld. Productinformatie
voor buizen cq. hulpstukken in acht nemen! Voor het begin van de laswerk-
zaamheden de temperatuur aan de werkvlakken van de lasgereedschappen
controleren.
het net wordt aangesloten, begint het apparaat op te warmen. De rode netspan-
nings-controlelamp (6) en de groene temperatuur-controlelamp (7) branden.
Het elektrische apparaat heeft ca. 10 min nodig om op te warmen. Wanneer
de ingestelde temperatuur bereikt is, schakelt de in het apparaat ingebouwde
temperatuurregelaar (thermostaat) de stroomtoevoer naar het verwarmings-
element uit. De rode netspannings-controlelamp blijft branden. De groene
temperatuur-controlelamp knippert en geeft hiermee het voortdurende uit- en
inschakelen van de stroomtoevoer aan. Na een wachttijd van ten minste nog
eens 10 min (DVS 2207 deel 1) kan het lasproces beginnen.
het net wordt aangesloten, begint het apparaat op te warmen. De groene
netspannings-controlelamp (6) en de rode temperatuur-controlelamp (7) branden.
Het apparaat heeft ca. 10 min nodig om op te warmen. Wanneer de ingestelde
temperatuur bereikt is, schakelt de in het elektrische apparaat ingebouwde
temperatuurregelaar (thermostaat) de stroomtoevoer naar het verwarmings-
element uit. De rode temperatuur-controlelamp gaat uit. Wanneer de rode
temperatuur-controlelamp brandt, mag niet worden gelast.
op de gemiddelde lastemperatuur voor PP-buizen (260 °C). Afhankelijk van
het buismateriaal kan een aanpassing van deze lastemperatuur noodzakelijk
zijn. In dit verband dient de informatie van de fabrikant voor buizen resp.
vormstukken in acht te worden genomen! Bovendien kunnen milieu-invloeden
(zomer/winter/wind/vochtigheid) aanpassingen van de temperatuur noodzake-
lijk maken. Daarom dient de temperatuur van de verwarmingsgereedschappen
(lasdoorns en lasbussen) (5) bijvoorbeeld met een snel reagerende tempera-
tuurmeter voor oppervlaktemetingen met een steunvlak van ca. 10 mm te
worden gecontroleerd. Indien nodig kan de temperatuur worden aangepast
door aan de temperatuur-instelschroef (8) te draaien. Wanneer de temperatuur
wordt versteld, dient men er rekening mee te houden dat het verwarmingsele-
ment pas 10 min na het bereiken van de ingestelde temperatuur mag worden
ingezet.
3. Werking
lassers, de geschiktheid van de gebruikte machines en inrichtingen en de
naleving van de lasrichtlijnen. De lasnaad kan door niet-destructieve en/of
destruc ieve methoden worden getest. De laswerkzaamheden dienen te worden
gecontroleerd. De aard en omvang van de controle moet tussen de contract-
partners worden overeengekomen. Het is aan te bevelen om de gegevens van
de methode te documenteren in lasrapporten of op gegevensdragers. In het
kader van de kwaliteitsborging wordt aanbevolen om voor en tijdens de laswerk-
zaamheden onder de gegeven werkomstandigheden proefnaden te maken en
te controleren. Elke lasser moet opgeleid zijn en over een geldig diploma
beschikken. Het geplande toepassingsgebied kan bepalend zijn voor de aard
3.1. Werkwijze
en hulpstukmof worden met behulp van een busvor mig en doornvormig verwar-
mingsgereedschap op lastemperatuur gebracht en aansluitend met elkaar
verbonden. Buiseinde en verwarmingsbus resp. hulpstukmof en verwarmings-
doorn zijn zo op elkaar afgestemd, dat er bij het lassen een lasdruk opbouwd
de verwarmingsbussen en verwarmingsdoorns in maatvoering onderscheiden.
Bij werkwijze A is geen mecha nische buisbewerking voorzien, bij werkwijze B
is een mechani sche buisbewerking (schalen) voorzien. REMS verwarmings-
bussen en verwarmingsdoorns zijn uitsluitend voor werkwijze A gekont rueerd,
d.w.z. een mechanische buisbewerking is niet noodzake lijk.
buisdiameters is vanwege de toenemende laskracht een daarvoor geschikte
lasmachine noodzakelijk.
3.2. Voorbereidingen voor het lassen
De gegevens van de buizen en hulpstukkenfabrikant moeten in acht worden
genomen! Het buiseinde moet haaks en vlak worden afgesneden. Dit gebeurt
met de pijpsnijder REMS RAS (zie 1.2.) of met de buissachaar REMS ROS
(zie 1.2.). Bovendien moet het buiseinde aangeschuind worden, zodat het
het buisaan schuinapparaat REMS RAG (zie.1.2.) gebruikt. Direkt voor het
lassen moet het te lassen buiseinde en de binnenzijde van het hulpstuk, zonodig
lasdoorn en lasbussen met niet pluizend papier of doek en spiritus c.q technisch
alcohol gereinigd worden. In het bijzonder mogen geen kunst stofresten op de
coating van de lasdoorns en lasbussen blijven kleven. Bij het reinigen van de
verwarmingsgereedschappen moet er beslist op gelet worden, dat de anti-
adhesieve laag niet door gebruik van gereedschappen beschadigd wordt. De
te bewerken lasvlakken mogen voor het lassen niet meer aangeraakt worden.
Raak het apparaat in hete toestand uitsluitend aan de handgreep (3) aan!
(4) nooit aan! Gevaar voor verbranding!
Om op te warmen worden buis en hulpstuk snel en axiaal tegen de aanslag
resp. tot aan de markering op de verwarmingsgereed schappen geschoven en
aangehouden worden. Bij het opwarmen dringt de warmte in de te lassen
vlakken en brengt deze op lastemperatuur.
Na het opwarmen moeten buis en hulpstuk met een ruk van de verwarmings-
gereedschappen afgetrokken worden en direkt zonder verdraaien tot tegen de
aangegeven tijden niet overschrijden, omdat anders de lasvlakken ontoelaatbaar
afkoelen.
3.3.3. Fixeren
(vastgehouden) worden.
3.3.4. Afkoelen
installatiewerkzaamheden belast worden.
4. Service
aan de handgreep (3) aan! Het verwarmingselement (4), de verwarmingsge-
reedschappen (5) en de metalen onderdelen tussen het verwarmingselement
(4) en de handgreep (3) bereiken werktemperaturen tot 300°C. Het aanraken
van deze onderdelen veroorzaakt erns ige brandwonden.
4.1. Onderhoud
De antikleefcoating van de verwarmingsgereedschappen (5) dient voor elke
lasbewerking te worden gereinigd met pluisvrij papier, een pluisvrije doek of
technische alcohol. Aan de verwarmingsgereedschappen klevende resten van
kunststof moeten onmiddellijk met pluisvrij papier of een pluisvrije doek en
technische alcohol worden verwijderd. Hierbij dient er in elk geval op te worden
gelet dat de antikleefcoating van de verwarmingsgereedschappen niet door
het gebruik van werktuigen wordt beschadigd. Het gebruik van spiritus voor
het reinigen van de verwarmingsgereedschappen kan, door het water dat in
de spiritus zit, tot een kwaliteitsvermindering van de lasnaad leiden.
Reinig kunststof onderdelen (bijv. de kast) uitsluitend met de machinereiniger
REMS CleanM (art.-nr. 140119) of met milde zeep en een vochtige doek.
Gebruik geen huishoudelijke reinigingsmiddelen. Deze bevatten allerlei chemi-
caliën die kunststof onderdelen kunnen beschadigen. Gebruik in geen geval
benzine, terpentijnolie, thinner of dergelijke producten voor de reiniging van
kunststof onderdelen.
Zorg ervoor dat vloeistoffen nooit binnen in het elektrische apparaat raken.
Dompel het elektrische apparaat nooit in een vloeistof onder.
4.2. Inspectie/reparatie
uitgetrokken!
vakpersoneel worden uitgevoerd.