TX-2211-03-1/RF2211-03-1
6
Montagegaten voor hoekmontage
7
Montagegaten voor wandmontage
8
Basis
9
Batterij
10
Batterijhouder
11
Schroef
2
Plaatsen van de detector
1
3,0 m maximum
2,4 m nominal
1,8 m minimum
3
Bereik en gevoeligheid instellen
1
J1 - BI
2
J1 - STD
3
J2 - 16 m
4
J2 - 10 m
4-10
Detectiepatroon selecteren
a
Lange-afstand reflectoren
b
Breedte-afstand reflectoren
1
Linker Spiegel-afdekkapje
2
Rechter Spiegel-afdekkapje
3
2,4 m
4
1,5 m
Montage-instructies
1.
Verwijder afdekplaat zoals aangegeven zoals weergegeven in
afbeelding 1.
2.
Open de detector door de deksel‚ af te nemen, en verwijder
de zenderprint en hoofdprint zonder de pyro-elektrische
sensor aan te raken.
3.
Kies de montagegaten voor hoekmontage of wandmontage.
De detector dient te worden bevestigd op een hoogte van 1,8
tot 3,0 m. Zie afbeelding 2.
4.
Gebruik de basis als sjabloon voor het markeren van de
positie van de schroefgaten op de wand.
5.
Schroef de basis vast op de wand.
6.
Plaats de hoofdprint en de zenderprint terug.
7.
Plaats de batterij lettend op de polariteit in de batterijhouder.
Zie Batterij installeren en zender instellen.
8.
Plaats deksel‚ terug, monteer de schroef en plaats afdekplaat
terug.
Omdat dit een geencrypteerde zender is, moet een zender test
uitgevoerd worden nadat de batterijen vervangen worden. Het
paneel moet hersynchroniseren met de zender nadat de zender
zonder spanningsloos is geweest. Zonder hersynchronisatie zal
het paneel de zender negeren.
Plaatsen van de detector
Installeer de detector zo dat de waarschijnlijke bewegingsrichting
van een indringer dwars op de detectievelden verloopt. Deze
richting wordt het beste gedetecteerd door PIR-detectoren. Plaats
de detector niet op volgende plaatsenin:
•
In ruimtes met veel metalen oppervlakken.
•
Verder dan 30 m van de ontvanger.
P/N 1060785 • REV 1.1 • ISS 26FEB09
•
Op een trillend vlak.
•
Op een vlak dat vochtig kan worden.
•
Een plek waar een vals alarm kan worden veroorzaakt door
direct zonlicht op de detector, warmtebronnen binnen het
detectiebereik (verwarmingstoestellen, radiatoren, enz.),
sterke luchtstromen op de detector (ventilatoren,
airconditioning, enz.), dieren.
•
Een ruimte waar de omgevingstemperatuur lager is dan -
10 °C of hoger dan 50 °C.
Bereik en gevoeligheid instellen
De draadloze PIR heeft twee jumpers op de printplaat: J1 en J2.
J1 instellen gevoeligheid en heeft 2 modes:
•
Dubbelgordijnmodus (BI) wordt gebruikt om de kans op vals
alarm situaties te verminderen in kleine ruimtes.Indringer
dient door twee gordijnen gedetecteerd te worden om een
alarm te veroorzaken. Niet geschikt voor enkel gordijn
toepassingen of een bereik minder dan 1,5 m.
•
Standaardmodus (STD) geschikt voor de meeste groothoek of
enkel-gordijn toepassingen. Indringer dient door één gordijn
gedetecteerd te worden om een alarm te veroorzaken.
Fabrieksinstelling.
J2 instellen bereik en heeft 2 instellingen:
•
16 m Gebruiken voor detectiebereik tot 16 m.
•
10 m Gebruiken voor detectiebereik tot 10 m.
Fabrieksinstelling.
Bereikvermindering leidt tot een lagere PIR-gevoeligheid in de
onderdoorloop beveiliging.
Batterij installeren en zender instellen
De draadloze PIR bevat een ingebouwde zender die wordt
gebruikt in combinatie met een compatibele ontvanger.
Er is geen adresseerinstelling op het product nodig. Raadpleeg
hiervoor de betreffende programmeer instructies.
Installeer de batterijen in de hieronder beschreven volgorde
teneinde de melding "Batterij laag" te vermijden op het
controlepaneel:
1.
Controleer of de female connector van de zenderprint stevig
vastzit op de male connector van de hoofd PIR-print.
Opmerking:
Buig nimmer de antenne.
2.
Plaats de batterij in de batterijhouder aan de bovenkant van
de zenderprint met inachtneming van de juiste polariteit.
Nadat de batterij is geïnstalleerd, heeft de PIR twee minuten
initialisatietijd nodig voordat hij gebruiksklaar is.
3.
Voer een looptest uit om de detector te controleren op juiste
werking en bereik. Zie De detector in looptest.
4.
Als er een "batterij laag" melding verschijnt op het
controlepaneel, controleer dan het voltage van de batterij.
Vervang elke batterij die een voltage van minder dan 3 Volt
heeft en herhaal stap 1 tot 3.
De detector in looptest
De draadloze PIR heeft een looptestmodus om te controleren op
juiste werking en detectiebereik van de detector. Voer een looptest
van de detector uit met behulp van de volgende instructies:
15 of 22