Installatie
3.2
Installatie van een temperatuursensor op de open
verdeler
Positie aanvoertemperatuursensor (T0):
A
T0
ϑ
ϑ
1
1
2
ϑ
ϑ
2
4
Afb. 47 Positie aanvoertemperatuursensor (T0)
[1]
alle warmtebronnen
[2]
Alle cv-groepen
A
Open verdeler model 1
B
Open verdeler model 2
Gemeenschappelijke aanvoertemperatuur van alle warmtebronnen
1
Gemeenschappelijke retourtemperatuur van alle warmtebronnen
2
Gemeenschappelijke aanvoertemperatuur van alle cv-groepen
3
Gemeenschappelijke retourtemperatuur van alle cv-groepen
4
T0
Temperatuursensor aanvoer op de open verdeler
T0 moet zodanig worden gepositioneerd, dat
lumestroom aan de zijde van alle warmtebronnen [1] wordt geregi-
streerd. Alleen zo kan de regeling ook bij kleine belastingen stabiel
werken.
Voor een optimaal regelgedrag moet de temperatuursensor worden om-
stroomd. Dit kan door een combinatie van t-stuk, kraanverlenging en
sensorset worden bereikt.
3.3
Elektrische aansluiting
▶ Gebruik rekening houdend met de geldende voorschriften voor de
aansluiting minimaal elektrische kabel model H05 VV.
3.3.1
Aansluiting BUS-verbinding en temperatuursensor
(laagspanningszijde)
BUS-verbinding algemeen
Wanneer de maximale kabellengte van de BUS-verbinding tussen alle
BUS-deelnemers wordt overschreden of in het BUS-systeem een ring-
structuur bestaat, is de inbedrijfstelling van de installatie niet mogelijk.
Maximale totale lengte van de BUS-verbindingen:
2
• 100 m met 0,50 mm
geleiderdiameter
2
• 300 m met 1,50 mm
geleiderdiameter
BUS-verbinding warmtebron – cascademodule
▶ Warmtebron en slave-cascademodules direct op de aansluitklemmen
BUS1 ... BUS4 aansluiten ( hoofdstuk 3.3.4 "Overzicht bezetting
aansluitklemmen").
78
B
T0
3
ϑ
1
2
1
ϑ
ϑ
2
4
0 010 013 230-001
onafhankelijk van de vo-
3
BUS-verbinding cascademodule – bedieningsunit – Andere module
▶ Bij verschillende aderdiameters een verdeeldoos voor de aansluiting
van de BUS-deelnemers gebruiken.
▶ BUS-deelnemer [B] via kabeldoos [A] in ster ( afb. 79, aan einde
document, handleiding van de bedieningsunit en andere module res-
pecteren).
ϑ
3
Temperatuursensoren
Gebruik bij verlenging van de sensorkabel de volgende geleiderdiameters:
• Tot 20 m met 0,75 mm
• 20 m tot 100 m met 1,50 mm
Algemeen over laagspanningszijde
Benamingen van de aansluitklemmen (laagspanningszijde ≤ 24 V)
0-10 V
Aansluiting
sering met een 0-10 V-regeluitgang ook vermogens-feedback als
0-10 V-signaal voor gebouwautomatisering op aansluitstekker 3
2)
BUS
Aansluiting op regelaar, module
BUS1...4
Aansluiting warmtebron of slave-cascademodule
I2, I3
Aansluiting externe schakelaar (Input)
OC1
Aansluiting
(Output Cascade)
T0, T1, T2 Aansluiting temperatuursensor (Temperature sensor)
1) Klemmenbezetting: 1 – massa; 2 – 0-10 V-ingang (Input) voor warmtevraag van
de gebouwautomatiseringstechniek; 3 – 0-10 V-uitgang (Output, optie) voor
Feedback
2) In bepaalde toestellen is de aansluitklem voor het BUS-systeem met EMS
gemarkeerd.
3) Klemmenbezetting:1 – massa; 2 – uitgang (Output); 3 – ingang (Input, optie)
Tabel 4
▶ Wanneer PO voor de regeling wordt gebruikt, IA1 niet overbruggen.
Wanneer IA1 is overbrugd en PO is open, wordt op de ingestelde
maximale aanvoertemperatuur geregeld.
▶ Installeer alle laagspanningskabels van netspanning geleidende ka-
bels afzonderlijk (minimale afstand 100 mm) om inductieve beïn-
vloeding te vermijden.
▶ Voer bij externe inductieve invloeden (bijvoorbeeld van fotovoltaï-
sche installaties) de kabel afgeschermd uit (bijvoorbeeld LiYCY) en
aard de afscherming eenzijdig. Sluit de afscherming niet op de aan-
sluitklem voor de randaarde in de module aan maar op de huisaarde,
bijvoorbeeld vrije afleiderklem of waterleiding.
▶ Installeer de kabel door de al voorgemonteerde tulen en conform de
aansluitschema's.
2
2
tot 1,50 mm
geleiderdiameter
2
geleiderdiameter
1)
Voor 0-10 V-kamerthermostaat of gebouwautomati-
3)
Toerentalregeling pomp met 0-10 V-signaal
MC 400 – 6720890243 (2018/12)