12
Signalering van de veiligheidsingangen en van de bedieningen
(modus TEST)
Als geen vrijwillige bedieningen zijn geactiveerd, moet op de toets TEST gedrukt worden en moet het volgende
gecontroleerd worden:
DISPLAY MOGELIJKE OORZAAK
Veiligheidscontact STOP geo
pend.
Contactlijst COS1 niet of verke
erd aangesloten.
Contactlijst COS2 niet of verke
erd aangesloten (serie BM20,
BR20, BR21, BE20, MONOS4 of
serie BH23 in geval van parame
ter
).
Fotocel FT1 niet of verkeerd aan
gesloten.
Fotocel FT2 niet of verkeerd aan
gesloten.
De eindschakelaar opening PO
ten (enkel voor de serie BH23 in
geval van parameter
De eindschakelaar opening PO
ten (enkel voor de serie BH23 in
geval van parameter
In afwezigheid van de vrijwillige
bediening kan het zijn dat het
contact (N.O.) defect is of dat de
aansluiting op een knop fout is.
In afwezigheid van de vrijwillige
bediening kan het zijn dat het
contact (N.O.) defect is of dat de
aansluiting op de timer fout is.
OPMERKING: Druk op de toets TEST om de modus TEST te verlaten.
Er wordt aanbevolen om de signaleringen van de status van de veiligheden en van de ingangen altijd op te lossen in de
modus "ingreep vanaf software".
INGREEP VANAF SOFTWARE
Indien deze niet wordt gebruikt of
moet uitgesloten worden, moet
de parameter
worden.
Indien deze niet wordt gebruikt of
moet uitgesloten worden, moet
de parameter
worden.
Indien deze niet wordt gebruikt of
moet uitgesloten worden, moet
de parameter
ingesteld worden.
Indien deze niet wordt gebruikt of
moet uitgesloten worden, moet
de parameter
ingesteld worden.
).
).
TRADITIONELE INGREEP
Installeer een STOP knop (N.C.) of
overbrug het contact ST met het
contact COM.
Indien deze niet wordt gebruikt,
moet het contact COS1 overbrugd
ingesteld
worden met het contact COM.
Indien deze niet wordt gebruikt,
moet het contact COS2 overbrugd
ingesteld
worden met het contact COM.
Indien deze niet wordt gebruikt,
moet het contact FT1 overbrugd
en
worden met het contact COM.
Controleer de aansluiting en de re
ferenties van het aansluitschema
(afb. 4).
Indien deze niet wordt gebruikt,
moet het contact FT2 overbrugd
en
worden met het contact COM.
Controleer de aansluiting en de re
ferenties van het aansluitschema
(afb. 4).
Controleer de aansluiting van de
eindschakelaar.
Controleer de aansluiting van de
eindschakelaar.
Controleer de contacten PP COM en
de aansluitingen van de knop.
Controleer de contacten CH COM en
de aansluitingen van de knop.
Controleer de contacten AP COM en
de aansluitingen van de knop.
Controleer de contacten PED COM en
de aansluitingen op de knop.
Controleer de contacten ORO COM.
worden als het niet wordt gebruikt.
189