Montage direct onderdompelend
2
1
Afsluitplug uit de speciale kogelkraan schroeven.
2
Bijgevoegde O-ring op de montagepin plaatsen.
Slechts een O-ring gebruiken.
Bij de vervanging van de sensor moet de oude O-ring worden vervangen door een
nieuwe.
3
O-ring met de montagepin draaiend in de boring van de afsluitplug schuiven.
O-ring met het andere uiteinde van de montagepin definitief positioneren.
4
5
Messingschroef met de montagepin op de sensor plaatsen en de kerfstift pin kort
indrukken.
6
Temperatuursensor in de boring van de afsluitplug plaatsen en met de hand
aandraaien. Geen gereedschap gebruiken!
Montage in dompelbuizen
Sensordompelbuizen worden het best in T-stukken met een hoek van 45° of 90° ingebou-
wd. De punt van de dompelbuis wijst tegen de stroomrichting in en is in het midden van
de stroming geplaatst. Sensor alleen gebruiken met toegelaten dompelbuizen!
1
Temperatuursensor tot aan de aanslag in de dompelbuis invoeren.
2
De temperatuursensor of de afstandhouder vastzetten. Daarbij de vastzetschroef enkel
met de hand aandraaien.
Afsluitende werkzaamheden
1
Aansluitschroefverbinding en beide temperatuursensoren verzegelen.
2
Boven- en ondergedeelte van het rekenwerk aan een verbindingsplaats verzegelen.
Koudemeter radio 3
In dit hoofdstuk worden enkel de van de warmtemeter afwijkende eigenschappen en
functionaliteiten van de koudemeter beschreven.
Omgevingsvoorwaarden
• Omgevingstemperatuur:
Instructies voor de montage
• Het rekenwerk moet gescheiden van het volumemeetdeel worden gemonteerd.
• Het volumemeetdeel na de inbouw diffusiedicht isoleren. Isolatie bij elke vervanging
vernieuwen.
• Meters voor glycol-water mengsels kunnen niet worden geijkt.
• Kabels van het volumemeetdeel en temperatuursensoren naar het rekenwerk met een
druppellus plaatsen.
Inbouwposities
• Volumemeetdeel: ≤ 45° ten opzichte van de horizontale as gedraaid
• Behuizing: niet naar boven of naar onder wijzend.
• Rekenwerk enkel verticaal, schuin of horizontaal monteren.
• Sensorkabel altijd langs de onderzijde invoeren.
Instructies voor de montage van de temperatuursensor
• Om kleine temperatuurverschillen correct te registreren, moeten de temperatuursen-
soren direct onderdompelend worden ingebouwd (dus zonder dompelbuizen) – dit is tot
5 °C...55 °C
43