6. De adresseringen en in gebruik zijnde apparaten instellen
•
De fabriekinstelling van de adresschakelaar van elk van de BC-bedienings-
eenheden is "000". Controleer of dit werkelijk het geval is.
•
Stel de adresschakelaar in op 1 + het adres van het buitenapparaat.
s Het adres van de BC-bedieningseenheid dient normaal gesproken te
worden ingesteld op 1 + het adres van het buitenapparaat. Als dit er ech-
ter toe zou leiden dat het apparaat hetzelfde adres krijgt als een ander
buitenapparaat, moet u het adres instellen op een andere waarde tussen
51 en 100. U dient vervolgens te controleren of dit adres verschilt van de
adressen van de andere bedieningseenheden.
•
Raadpleeg hiertoe de installatiehandleiding van de buitenapparaten.
7. Proefdraaien
Controle voordat u gaat proefdraaien
s Na de installatie, het aanbrengen van de pijpen en de bedrading voor de
binnenapparaten en de BC-bedieningseenheid, dient u nogmaals te con-
troleren dat er geen koelstof lekt en dat er geen speling zit in de voedings-
en de bedieningskabels.
s Controleer met behulp van een weerstandsmeter van 500 V dat de isolatie-
weerstand tussen de aansluiting voor de voeding en de aarde meer dan
Ω
1,0 M
bedraagt. Als deze minder is dan 1,0 M
in werking te stellen.
Voorzichtig:
Meet nooit de isolatieweerstand van de aansluiting voor de bedieningskabels.
Ω
, dient u het apparaat niet
35