8.
Fouten zoeken
Dit hoofdstuk beschrijft maatregelen, die moeten wor-
den genomen, wanneer het diagnosetoestel niet correct
lijkt te werken. Naast de meest waarschijnlijke oorzaak
van de fout worden ook nog andere mogelijke oorzaken
genoemd en tips gegeven, hoe het probleem kan wor-
den geïsoleerd en opgelost.
8.1
Het diagnosetoestel doorstaat de
Power On Self-Test (POST) niet
Meest waarschijnlijke oorzaak:
R
Intern probleem diagnosetoestel.
Aanbevelingen:
R
Sluit het diagnosetoestel met de USB-kabel aan op
de PC en voer een Recovery uit.
8.2
Storings-LED's op het diagnosetoe-
stel branden na het inschakelen
Meest waarschijnlijke oorzaak:
R
Bij het opstarten is een probleem vastgesteld.
Aanbevelingen:
R
Schakel het diagnosetoestel uit en controleer of het-
zelfde probleem optreedt, wanneer de voeding weer
wordt ingeschakeld.
R
Sluit het diagnosetoestel met de USB-kabel aan op
de PC en voer een Recovery uit.
8.3
Diagnosetoestel schakelt niet in
Het diagnosetoestel moet direct na het aansluiten van
de externe stroombron inschakelen. Controleer wan-
neer het diagnosetoestel niet inschakelt, eerst de wand-
contactdoos en de kabelverbindingen. Probeer dan het
diagnosetoestel met een van de andere stroombronnen,
DLC-aansluiting op voertuig, USB-aansluiting of de opti-
onele AC/DC 12V-adapter, te verbinden.
Opmerkingen:
R
Controleer het diagnosetoestel op goede aansluiting
van de kabels en goede contacten.
R
Wanneer het diagnosetoestel op de DLC-aansluiting
van het voertuig is aangesloten, de voeding via de
USB-aansluiting proberen.
R
Wanneer het diagnosetoestel via de optionele AC/
DC 12V-adapter is aangesloten, de voeding via de
DLC-aansluiting van het voertuig proberen.
R
Stroom op de DLC-aansluiting en op de optionele
AC/DC 12V-adapter controleren.
Robert Bosch GmbH
8.4
Diagnosetoestel schakelt na losma-
ken van het voertuig direct uit
Na een stroomuitval bij het starten van de motor of
na losmaken van het net (voertuig-DLC of AC/DC 12V-
adapter) moet het diagnosetoestel een af fabriek in-
gestelde periode ingeschakeld blijven, zolang de aan-/
uitschakelknop niet wordt bediend.
Opmerkingen:
R
Het diagnosetoestel inschakelen en controleren, of
hetzelfde probleem optreedt, wanneer de voeding
wordt onderbroken.
8.5
Verbindingsproblemen VCI Manager -
diagnosetoestel
De VCI Manager moet op de PC/laptop zijn geïnstal-
leerd en het diagnosetoestel moet zijn ingeschakeld,
voordat de USB-verbinding kan functioneren. Ook
moet het diagnosetoestel voor de draadloze verbinding
worden geconfigureerd, voordat deze met de WLAN
verbinding kan maken. Het diagnosetoestel probeert
eerst via USB verbinding te maken, wanneer USB niet
beschikbaar is, grijpt het diagnosetoestel terug op een
WLAN-verbinding.
Opmerkingen:
R
Controleer het diagnosetoestel op goede aansluiting
van de kabels. Waarborg dat deze volledig is opge-
start, de contacten schoon zijn en de VCI Manager
draait.
R
Bij verbinding maken via USB controleren, of Win-
dows de USB-verbinding van het diagnosetoestel
heeft herkend:
$
Diagnosetoestel op USB-aansluiting van de PC/
laptop aansluiten, dan de voeding van het diagno-
setoestel inschakelen.
$
Vanuit het Windows-configuratiescherm het vens-
ter netwerk en internet oproepen.
$
De toestelnaam "ETAS USB Remote NDIS Net-
work Device" zoeken. Wordt deze niet genoemd,
dan is de USB-driver op de PC/laptop niet gela-
den of het diagnosetoestel is niet ingeschakeld
en op de USB aangesloten. Alle USB-aansluitin-
gen op de PC/laptop controleren en waarborgen
dat het diagnosetoestel gevoed wordt.
| MTS 6516 VCI | 103
|
1699200075 B
2017-06-20
nl