(2) Tijd die benodigd is voor het opladen
De oplaadtijden in de onderstaande Tabel 2 zijn
afhankelijk van de kombinatie van acculader en batterij.
Tabel 2 Oplaadtijden (bij 20°C)
Acculader
UC18YG
Batterij
Circa.
BCC1812
30 min.
EB1814SL,
Circa.
BCC1815
30 min.
Circa.
BCC1412
30 min.
EB1414S,
Circa.
BCC1415
30 min.
UC18YG, UC18YK:
Wanneer de batterij volledig opgeladen is, gaat het
kontrolelampje uit.
Het opladen zal langer duren bij lage temperatuur of
wanneer de spanning van de stroombron te gering is.
UC18SF:
Neem de accu uit de acculader waarbij u de bovenstaande
tijden als richtlijn aanhoudt.
Het accu-bevestigingslampje gaat uit wanneer de accu
uit de acculader wordt genomen.
Wanneer de temperatuur van de accu laag is (minder
dan 0°C) of als de spanning van de voedingsbron laag is,
zal de capaciteit van de accu na het opladen gedurende
180 minuten minder zijn. Als de prestatie van de accu
inferieur is tijdens het gebruik, moet u gedurende 4 tot 6
uur opladen.
LET OP
Als de batterij aan direct zonlicht blootstaat na
gebruik, is het mogelijk dat het kontrolelampje niet
aan gaat.
3. Trek de stekker van het oplaadapparaat uit het
stopkontakt
4. Houd het oplaadapparaat stevig vast en trek de
batterij er uit
OPMERKING
Verwijder de batterijen na het opladen uit de lader en
bewaar de batterijen vervolgens op de juiste manier.
Betreff ende het ontladen raken van nieuwe batterij
e.d.
Aangezien bij nieuwe en langdurig niet gebruikte
batterij de chemische aktiviteit is teruggelopen, zal de
stroomopbrengst bij het eerste en tweede gebruik slechts
gering zijn. Dit is een tijdelijk verschijnsel; de normale
oplaadtijd kan hersteld worden door de accu 2 à 3 maal
bij kamer-temperatuur op te laden.
UC18YK
UC18SF
Circa.
180 min.
Circa.
(Lager dan
50 min.
0°C: Circa
240-360
min)
Circa.
210 min.
Circa.
(Lager dan
60 min.
0°C: Circa
280-420
min)
Circa.
––––––
50 min.
Circa.
––––––
60 min.
Om langdurig gebruik van de batterij te bevorderen.
(1) Laad batterij op vóórdat ze volledig uitgeput zijn.
Merkt u dat de gevoede apparatuur minder krachtig
gaat werken, onderbreek dan het gebruik en laad de
batterij op. Als u apparatuur op batterijvoeding te lang
blijft gebruiken, kan dit leiden tot teruglopen van de
batterijwerking en eventueel zelfs beschadiging ervan.
(2) Verricht het opladen niet bij hoge temperatuur.
Een oplaadbare batterij zal onmiddellijk na gebruik
gewoonlijk erg warm zijn. Als u een dergelijke batterij
onmiddellijk gaat opladen, zal de chemische balans in
het inwendige verstord worden en zal de levensduur
van de batterij afnemen. Laat de batterij daarom even
afkoelen, voor u met opladen begint.
VOOR HET GEBRUIK
1. Gereedmaken en kontroleren van de werkplaats
Kontroleer of de werkplaats geschikt is door nauwkeurig
de genormde voorzorgsmaatregelen op te volgen.
BEDIENING
1. Controleer de stand van de koppelingsinstelling
(Zie Afb. 5)
De drie functies, schroevendraaier, boor en klopboor,
kunnen worden ingesteld via de stand van de kap van de
machine.
(1) Bij gebruik van deze machine als schroevendraaier
plaatst u één van de nummers "1, 3, 5 ... 22" op de
koppelingsinstelling, of een stip, tegenover het driehoekje
op de machine.
(2) Bij gebruik van deze machine als boor plaatst u de boor-
markering "
" op de koppelingsinstelling tegenover het
driehoekje.
(3) Voor gebruik als klopboormoet u de "
markering op de kap in lijn brengen met het driehoekje
op de behuizing van de machine.
LET OP
○ De koppelingsinstelling mag niet in een stand worden
gezet tussen de nummers "1, 3, 5 ... 22" of de stippen in.
○ Gebruik de machine niet met de koppelingsinstelling
tussen "22" en het streepje in het midden van de boor-
markering. Dit kan resulteren in beschadiging (Zie
Afb. 6).
2. Afstelling van het aantrekkoppel
(1) Aantrekkoppel
Instelling van het aantrekkoppel van de boor dient te
gebeuren op basis van de schroefdiameter. Wan neer
teveel kracht bij het aandraaien gebruikt wordt, zal de
schroef beschadigd en misschien onbruikbaar worden.
Plaats de koppelingsinstelling in een stand die geschikt
is voor de diameter van het soort schroef in gebruik.
(2) Aanduiding van het aantrekkoppel
Het aantrekkoppel verschilt afhankelijk van het type
schroef en het soort materiaal dat wordt vastgezet. De
machine geeft het aantrekkoppel aan met nummers "1,
3, 5 ... 22" op de koppelingsinstelling en stippen. Het
aantrekkoppel bij stand "1" is het kleinst en het koppel
wordt groter naarmate het nummer oploopt (Zie Afb. 5).
(3) Instellen van het aantrekkoppel
Draai de koppelingsinstelling rond en plaats de nummers
"1, 3, 5 ... 22" op de kap, of de stippen, tegenover het
driehoekje op de machine. Draai de koppelingsinstelling
in de richting van een zwakker of sterker aantrekkoppel
overeenkomstig het koppel dat u nodig heeft.
Nederlands
" hamer
37