NEDERLANS
1. VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN
– De installatie en het onderhoud van de apparatuur moeten worden
uitgevoerd door goed opgeleid en gekwalificeerd personeel.
– Leef de huidige veiligheidsnormen volgens de voorschriften in uw land strikt na.
– De installateur en/of het onderhoudspersoneel moeten naar behoren worden
beschermd tegen de risico's van ongelukken veroorzaakt door direct en
indirect contact.
– Voordat u iets met de apparatuur doet, moet u ervoor zorgen dat deze niet is
aangesloten op een stroombron.
– Controleer of de apparatuur altijd is aangesloten op de aardaansluiting van de
installatie, en of deze aardaansluiting voldoet aan de eisen zoals aangegeven
in de geldende voorschriften.
– De installatie moet ten minste eenmaal per jaar door een gekwalificeerde
technicus worden gecontroleerd.
– Stop met het gebruik van apparatuur met gebreken of onvolkomenheden
die gevaar kunnen opleveren voor de gebruikers (kapotte stekkers, kabels in
slechte staat, enz.).
– Gebruik alleen originele accessoires en vervangingen van Simon S.A.U.
– Gebruik deze apparatuur niet voor EV-oplaadmodi die niet zijn vermeld in
voorschrift IEC 61851-1: 2020.
– Simon S.A.U. is niet verantwoordelijk voor schade die kan voortvloeien uit onjuist
gebruik van de apparatuur, noch uit manipulaties die de oorspronkelijke staat
van de apparatuur of de meegeleverde beveiligingen wijzigen.
– Adapters voor andere types aansluitingen worden niet verstrekt, en adapters
mogen niet gebruikt worden tenzij uitdrukkelijk goedgekeurd door Simon.
– Installeer het oplaadstation niet op plaatsen waar gevaar bestaat voor
vallende voorwerpen die de apparatuur zouden kunnen beschadigen.
– Het oppervlak waar het oplaadstation komt te staan moet bestand zijn tegen de
mechanische krachten die voortvloeien uit het normale gebruik van de oplader en
de milieurisico's, alsmede tegen stoten en trek-, torsie- of schuifkrachten.
– Installeer de apparatuur niet op een onstabiele ondergrond.
– Voer de installatie niet uit in de buurt van plaatsen waar water of andere
vloeistoffen in de apparatuur kunnen binnendringen.
2. ELEKTRISCHE BESCHERMINGEN
– Niet alle modellen zijn voorzien van elektrische beveiligingselementen.
Gebruik ze daarom tijdens de installatie volgens de veiligheidsnormen en
elektriciteitsvoorschriften van uw land.
Sommige apparaten zijn voorzien van elektrische beveiliging, afhankelijk van het
artikelnummer (zie tabel):
– Automatische C-curve miniatuur stroomonderbreker, ter bescherming
tegen overbelasting en kortsluiting volgens ITC-BT-52. De minimale
onderbrekingscapaciteit van de miniatuur stroomonderbreker is 6 kA.
Inbegrepen in de referenties die een RCBO-apparaat bevatten.
– IResiduele stroomonderbreker, ter bescherming tegen direct en indirect contact
volgens ITC-BT-52: De residuele stroomonderbreker moet ten minste Klasse A
zijn en een gevoeligheid hebben van 30 mA. Inbegrepen in de referenties die een
RCBO-apparaat bevatten.
– Tijdelijke en kortstondige stroomonderbreking bij overspanning: De apparaten ter
bescherming tegen overspanning zijn bedoeld voor een maximale overspanning
tussen de fase- en nuldraad tot 440 V (niet inbegrepen, moet extern worden
inbegrepen).
3. STROOM- EN ENERGIEMETING
Alle apparatuur heeft een MID-gecertificeerde stroommeter voor elke
afzonderlijke poort, waarmee het gebruik in rekening kan worden gebracht.
4. DIMENSIONERING VAN STROOMKABELS
De dimensionering van de stroomkabels van de apparatuur moet worden
uitgevoerd door een gekwalificeerde technicus. Verschillende factoren
beïnvloeden de keuze van de kabel, zoals de lengte tussen de verdeelkast en de
apparatuur, de maximale uitgangsstroom, de omgevingstemperatuur, enz.
Daarom is het belangrijk om de juiste kabeldoorsnede, het juiste type
stroomkabel en het maximale vermogen van de apparatuur te kiezen in
overeenstemming met de plaatselijke voorschriften.
5. INSTALLATIE
– De oplader is ontworpen voor installatie binnen of buiten. Bij installatie in de
buitenlucht wordt aanbevolen om te werk te gaan op een overdekte parkeerplek,
waarbij dakafvoeren vermeden dienen te worden.
– Het montageoppervlak van de apparatuur dient het gewicht van de lader te
kunnen dragen en de krachten te kunnen weerstaan die gepaard gaan met
het laadproces.
5.1. De apparatuur openen
5.2. Apparatuur plaatsen
Aanbevolen installatiehoogte:
300 mm
300 mm
(*) Aanbevolen hoogte: 1100 mm
(*) Plekken voor mensen met verminderde
mobiliteit: 800 mm
* Let op de specificaties in uw land.
- Markeer de gaten op de muur met behulp van een potlood of scherp voorwerp.
- Schroef de apparatuur aan de muur, vanuit de binnenkant van het oplaadpunt.
- In apparatuur met ingebouwde kabel, schroef de kabelbeugel aan de muur.
* Schroeven niet inbegrepen. Kan verschillen afhankelijk van het oppervlak.
Deksel apparatuur open
5.3. Stroomaansluiting
Eenfasig oplaadpunt:
Sluit aan op stroom van 230 V
* (Waarschuwing!! Zorg ervoor dat de aardkabel goed is aangesloten)
– Voor de installatie moeten de aanwijzingen van de Elektrotechnische
voorschriften voor laagspanning worden opgevolgd. Een
aardingsweerstand van minder dan 100 Ω wordt aanbevolen (vereist
voor de meeste elektrische voertuigen); indien deze waarde wordt
overschreden, moeten bij de installatie corrigerende maatregelen
worden genomen om deze te verlagen.
– De spanning tussen de nuldraad en aarde moet dicht bij 0 V liggen, met
een aanbevolen maximumwaarde van 1 V. De spanning tussen fase- en
nuldraad, in driefasige modellen, moet zo evenwichtig mogelijk zijn.
– Indien nodig kunt u een wartel plaatsen om te voldoen aan de eisen van
de IP-codering van de apparatuur.
26
2.
1.
Druk op de verlaagde gebieden
300 mm
300 mm
300 mm
(*) Aanbevolen hoogte: 1450 mm
(*) Plekken voor mensen met verminderde
mobiliteit: 1150 mm
* Let op de specificaties in uw land.
Driefasig oplaadpunt:
Sluit aan op stroom van 400 V
300 mm