2.10.4 Risico op elektrocutie bij het lassen
ELEKTROCUTIEGEVAAR
De elektrode, de lasstopcontacten en het lascircuit staan onder spanning zodra het apparaat
in werking is: elk contact kan ernstige verbrandingen veroorzaken en dodelijk zijn.
GEVAAR
Draag isolerende handschoenen en gebruik de vereiste beschermingsmiddelen om contact met het werkvlak of de grond te
vermijden. Verwijder de laskabels na afloop van de laswerkzaamheden.
2.10.4.1 Aansluiten en keuze van de laskabels
De laskabels moeten een minimaal noodzakelijke lengte hebben en zij moeten naast elkaar en op de grond liggen. Gebruik
uitsluitend kabels met een voldoende groot oppervlak en een onberispelijke isolatie.
Houd u voor de diameter van de kabels aan de in deze tabel aangegeven oppervlakken en lengtes.
Aanbevolen oppervlak van de kabel:
Lengte van de
gebruikte kabel
2.10.5 Risico op magnetische interferentie
Dragers van een pacemaker moeten hun arts raadplegen voordat zij laswerkzaamheden
naderen. De magnetische velden kunnen de werking van pacemakers beïnvloeden,
storingen veroorzaken in gevoelige elektronische apparatuur zoals computers en
computergestuurde
LET OP
communicatieapparatuur.
Zorg ervoor dat alle apparatuur in de laszone elektromagnetisch compatibel is. Om het risico op interferentie te verkleinen, houdt u
de laskabels zo kort mogelijk en legt u ze zo laag mogelijk bij elkaar (op de grond). Zorg ervoor dat bij het lassen binnen een
afstand van 100 meter van gevoelige elektronische apparatuur het lasapparaat geplaatst en geaard is overeenkomstig de
instructies
in
deze
gebruiksaanwijzing.
voorzorgsmaatregelen, moet de gebruiker aanvullende maatregelen nemen, zoals het apparaat verplaatsen, afgeschermde kabels
gebruiken, lijnfilters gebruiken of beschermingen aanbrengen bij de werkzone.
3 Testen van het lasaggregaat
3.1
Verklaring van de illustraties
De illustraties van de omslag tonen de verschillende onderdelen van het apparaat. De procedures van de handleiding verwijzen
naar deze onderdelen door middel van letters en cijfers: "A1" verwijst bijvoorbeeld naar onderdeel 1 in figuur A.
Klem voor de aarding
Olievuldop-peilstok
Vulhals
Bovenste maatstreep van de
oliepeilstok
Onderste maatstreep van de
oliepeilstok
Brandstofvuldop
Brandstofkraan
Luchtfilter
Contactschakelaar
Choke
Handgreep van de trekstarter
3.2
Eerste ingebruikname
Bij de ontvangst en inbedrijfstelling van het apparaat:
1.
Controleer de goede staat van het materiaal en of alle elementen van de bestelling aanwezig zijn.
2.
Als het apparaat een transportbeugel heeft moet u deze verwijderen.
De transportbeugel is een metalen plaat onder de motor, dichtbij de aardingsklem.
Deze is nuttig bij het transport maar verhindert daarbuiten een optimaal gebruik van
het apparaat (lawaai, trillingen).
Voor het verwijderen: til het apparaat lichtjes op en plaats het op een steun en
verwijder dan de moer (1) en de beugel (2).
3.
Controleer het oliepeil en het brandstofpeil en vul deze bij, indien nodig.
4.
Sluit indien van toepassing de accu aan, te beginnen met de positieve klem.
Respecteer de polariteit van de accuklemmen bij het aansluiten van de accu: Een omwisseling kan de elektrische uitrusting ernstig
beschadigen.
Sommige apparaten hebben een inloopperiode nodig, neem contact op met de dichtstbijzijnde vertegenwoordiger voor meer
inlichtingen.
4 Gebruik van het lasaggregaat
Voor elk gebruik van het apparaat:
1.
Controleer of het installatie goed geïnstalleerd is en controleer of het klaar is om gestart te worden.
2.
Zorg ervoor dat u alle gebruiksprocedures hebt begrepen.
Om het apparaat in geval van nood te stopen: zet de contactschakelaar van de motor op "OFF" of op "O" en sluit, indien aanwezig, de
brandstofkra(a)(n)(en).
Max. lasstroom:
5 tot 10 m
10 tot 20 m
machines
Indien
er
A1
Cosse femelle « - »
A2-B1
Cosse femelle « + »
B2
Sélecteur de gamme de soudage
Commutateurs d'intensité de
B3
soudage
B4
Elektrische aansluitingen
A3
Olieaftapschroef
A4
Bezinksel-opvangbakje
A16
Brandstofaftapschroef
Afdichtring van het bezinksel-
A6
opvangbakje
A5
Deksel van het luchtfilter
A7
Moer
130 A
mm²
25
35
zoals
robots,
alsmede
toch
interferenties
optreden
A8
A9
A10
A11
A12
A13-B5
A14-C2
C1
C3
D2
D1
56/144
220 A
mm²
35
50
in
navigatie-
en
na
het
neme
van
bovenstaande
Vleugelmoer
Schuimplastic element
Papieren element
Afdichtring van het
luchtfilter
Uitlaatdemper
Vonkenvanger
Bevestigingsschroef van
de vonkenvanger
Bescherming van de
uitlaatdemper
Ontstekingsbougie
Bougiekap
Vermogensschakelaars
1
2
300 A
mm²
50
70
D3
D4
D5
D6
A17
E1
E2
E3
A15-F2
F1
A18