van verschillende soorten gras zijn. Bij regelmatige
maaibeurten, groeit het gras sneller, waardoor meer
wortelgroei ontstaat en een mooi dicht gazon bekomen
wordt; indien minder vaak gemaaid wordt, wordt ook
de groei van hoog en wild gras bevorderd (klaver,
margrieten, enz.) De maaifrequentie wordt bepaald
aan de hand van de groei van het gras, waarbij
vermeden moet worden dat het gras te hoog wordt.
• De optimale hoogte van het gras van een goed verzorgd
gazon bedraagt ongeveer 4-5 cm en met een enkele
maaibeurt wordt best niet meer dan een derde van
de volledig lengte gemaaid. Als het gras erg hoog is,
raden wij aan om het gazon, met tussenpoos van één
dag, in twee keer te maaien, de eerste keer met de
snij-inrichtingen in de hoogste stand en de tweede
keer met de snij-inrichtingen in de gewenste stand.
• Een te laag maainiveau veroorzaakt scheuren en
leegtes in het grasveld, en een "gevlekt" aspect.
• In de warmste en droogste tijden van het jaar
is het beter om het gras iets hoger te laten
worden zodat het gazon niet uitdroogt.
• Het is beter het gras te maaien als het gazon goed
droog is. Maai het gras niet wanneer het nat is;
dit zou de werkzaamheid van de snij-inrichting
verminderen omwille van het gras dat eraan vastkleeft
en zou scheuren in het grasveld veroorzaken.
• De snij-inrichtingen mogen geen gebreken vertonen en
moeten goed scherp zijn, zodat het gras op de juiste
manier wordt afgesneden zonder uitgerukt te worden.
Dit kan namelijk tot vergeling van de punten leiden.
6.4.3
Lediging van de opvangzak
Wanneer de opvangzak (afb.1.H) te vol wordt,
wordt het gras niet meer efficiënt opgevangen
en verandert het geluid van de grasmaaier.
In geval van opvangzak met
signaalinrichting van de inhoud:
Omhoog = leeg.
Omlaag = vol.
Tijdens het werk, wanneer de snij-inrichting in beweging
is, blijft de signaalinrichting omhoog zolang de
opvangzak in staat is het gemaaide gras te ontvangen;
wanneer de inrichting omlaag gaat, betekent dit dat de
opvangzak vol is en dat hij geledigd moet worden.
Om de opvangzak te verwijderen en te ledigen:
1.
De hendel rem motor / snij-
inrichting loslaten (afb.20.A).
2.
Wachten tot de snij-inrichting stilvalt.
3.
Alleen met zak type "II"
• Til de achterste aflaatbeveiliging op (afb.11.B).
4.
De handgreep vastnemen en de opvangzak
verwijderen; de opvangzak rechtop .
6.5
STOPPEN
Om de machine te stoppen:
1.
De hendel rem motor / snij-
inrichting loslaten (afb.20.A).
2.
Wachten tot de snij-inrichting stilvalt.
Na de machine stopgezet te hebben, moet men
enkele seconden wachten vooraleer de snij-inrichting
tot stilstand komt.
Onmiddellijk na het uitschakelen kan de motor
zeer warm zijn. Niet aanraken. Gevaar op brandwonden.
BELANGRIJK De machine steeds stoppen:
• Tijdens verplaatsingen tussen werkzones.
• Bij het oversteken van oppervlaktes zonder gras.
• Elke keer wanneer men een hindernis moet overkomen.
• Vooraleer de snijhoogte af te stellen.
• Elke keer wanneer u de opvangzak
verwijdert of opnieuw monteert.
• Elke keer wanneer u de achterste aflaatdeflector
verwijdert of opnieuw monteert (indien voorzien).
• Elke keer wanneer men de zijdelingse aflaatdeflector
verwijdert of opnieuw monteert (indien voorzien).
6.6
NA HET GEBRUIK
1.
Stop de machine (par. 6.5).
2.
Haal de kap van de bougie (afb.24.A).
3.
Duw op het lipje (afb.24.B) en verwijder de
consensussleutel (afb.24.C) (modellen met
elektrisch startcommando met toets).
4.
Laat de motor eerst afkoelen vóór de machine
in elke willekeurige ruimte op te bergen.
5.
Reinig de machine (par. 7.4).
6.
Controleer of er geen onderdelen los of beschadigd
zijn. Vervang, indien nodig, de beschadigde delen
en draai losgekomen schroeven en bouten aan.
BELANGRIJK Telkens wanneer u de machine
ongebruikt of onbewaakt achterlaat.
• Haal de dop van de bougie (afb.24.A).
• Verwijder de sleutel (afb.24.C) of de accu wordt (bij de
modellen met elektrisch startcommando met toets).
7.
GEWOON ONDERHOUD
7.1
ALGEMEEN
De veiligheidsnormen die in acht genomen mo-
eten worden, zijn beschreven in hfdst. 2. Neem deze
aanwijzingen strikt in acht om geen ernstige risico's of
gevaren te lopen.
Vooraleer eender welke controle, reiniging of
ingreep voor onderhoud/afstelling op de machine uit te
voeren:
• Zet de machine stil.
• Verzeker u ervan dat alle bewegende
delen volledig stilstaan.
• Wacht tot de motor voldoende afgekoeld is.
• Haal de kap van de bougie (afb.24.A).
• Verwijder de sleutel (afb.24.C) of de accu
wordt (bij de modellen met elektrisch
startcommando met toets).
• Lees de desbetreffende instructies.
• Draag geschikte kledij, werkhandschoenen
en een beschermende bril.
NL - 9