Repair / Réparation / Reparación / Repareren / Reparatur
Storingen opsporen en verhelpen
De motor werkt niet
PROBLEEM
Problemen met de vloeistofdruk
Mechanische problemen
Elektrische problemen
De motor is heet en loopt onregelmatig
PROBLEEM
De motor is heet en draait onregelmatig.
40
OORZAAK
1.
Controleer de instelknop van de druk. De motor
werkt niet als de knop in de minimumstand staat
(helemaal tegen de klok in).
2.
De spuittip of het vloeistoffilter is mogelijk verstopt.
1.
Bevroren of uitgeharde verf.
2.
De pen van de verbindingsstang van de pomp.
De pen moet volledig in de verbindingsstang zijn
gedrukt en de borgveer moet stevig in de groef
van de pen zitten.
3.
De motor. Verwijder de behuizing van de aandrijving.
Probeer de waaier met de hand rond te draaien.
1.
Motorbesturingskaart. De motorbesturing schakelt
af en laat een foutcode zien.
2.
De elektrische voeding. De meter moet het volgende
aanwijzen: 210-255 V AC bij modellen voor
220-240 V AC;
85-130 V AC bij modellen voor 100-120 V AC.
3.
De verlengkabel. Controleer met een voltmeter
of er geen onderbreking in de kabel zit.
4.
Controleer de voedingskabel van het spuittoestel.
Let op beschadigingen, zoals een kapotte
isolatiemantel of kapotte draden.
5.
Controleer of de motordraden goed vast zitten
en de connectoren goed in elkaar zitten.
De ON/OFF-schakelaar. Sluit de voltmeter aan tussen
L1 en L2 van de ON/OFF-schakelaar. Steek de stekker
in het stopcontact en schakel IN (ON). De aflezing moet
als volgt zijn:
210-255 V AC bij 220-240 V modellen.
85-130 V AC bij 100-120 V modellen.
Controleer alle klemmen op beschadiging of losse
verbindingen.
OORZAAK
1.
Ga na of het spuittoestel gebruikt is bij een hoge
druk en met kleine tips, waardoor de motor met
een laag toerental heeft gedraaid en veel te heet
is geworden.
2.
Zorg ervoor dat de omgevingstemperatuur op de
plek van het toestel niet boven 32°C (90°F) is en
dat het toestel niet in rechtstreeks zonlicht staat.
OPLOSSING
1.
Stel geleidelijk een hogere druk in om
te zien of de motor dan start.
2.
Ontlast de druk en verwijder de verstopping
of reinig het filter; zie hiervoor de afzonderlijke
instructiehandleiding van pistool of tip.
1.
Ontdooi het spuittoestel als water of verf
op waterbasis erin bevroren is, door het op
een warme plaats te zetten. Probeer niet het
toestel te starten als het nog niet volledig
ontdooid is. Als verf is uitgehard
(opgedroogd) in het toestel, dan moeten de
pakking van de pomp worden vervangen.
Zie op blz. 60, Pomp.
2.
Druk de pen op zijn plaats en zet hem vast
met de borgveer.
3.
Als de ventilator niet wil draaien moet de
motor vervangen worden.
1.
Zie de diagnostische tests van de
motorbesturingskaart.
2.
Reset de makende stroomonderbreker,
vervang de makende zekering. Probeer
een ander stopcontact.
3.
Vervang de verlengkabel.
4.
Vervang de voedingskabel.
5.
Vervang losse aansluitklemmen; krimp ze
vast op de draden. Zorg dat aansluitingen
stevig vast zitten.
Reinig de klemmen op de circuitkaart.
Sluit de draden weer goed aan.
Vervang de ON/OFF-schakelaar.
Vervang beschadigde klemmen en sluit ze weer
stevig aan.
OPLOSSING
1.
Stel de druk lager in of gebruik grotere
spuittips.
2.
Zet het apparaat op een koelere plaats,
wat meer in de schaduw, indien mogelijk.
312891C