OPMERKING: Afbeeldingen en pictogrammen beginnen op
pagina 1.
Locatie van de bedieningselementen (Figuur 8)
Bediening van de bladrotatie (A) — Gebruik de bediening
van de bladrotatie om de rotatie van het blad te starten of te
stoppen.
Koppeling/rempedaal (B) — Het pedaal heeft twee functies.
De eerste functie is een koppeling. De tweede functie is een
rem.
Schakelaar voor de koplampen (C) — De schakelaar voor
de koplampen is het eerste deel van de contactschakelaar.
Om de lampen te gebruiken terwijl de motor loopt, draait u
de sleutel in de juiste positie voor de lampen.
Contactschakelaar (C) — Gebruik de startschakelaar om de
motor te starten en af te zetten.
Versnellingshendel (D) — Gebruik de versnellingshendel
om de snelheid van de machine te wijzigen.
Hefhendel (E) — Gebruik de hefhendel om de maaihoogte te
veranderen.
Parkeerrem (F) — Gebruik de parkeerrem om de rem er op
te zetten als u de machine verlaat.
Gashendel (G) — Gebruik de gashendel om het
motortoerental te verhogen of te verlagen.
Functies en bedieningselementen
Hulpstukken
Op deze machine is het gebruik van verschillende
hulpstukken mogelijk. Deze machine kan aanhangers
trekken zoals een gazonveger, een verticuteermachine of
een mestverspreider. Deze machine kan geen aanhangers
trekken die de grond in gaan, zoals een ploeg, een eg of een
cultivator.
Voor aanhangers en getrokken hulpstukken is het
maximumgewicht 113 kg (250 lbs).
9