Stand 1:De rotor draait langzamer maar met meer
vermogen. Kies deze stand voor harde bo-
dems.
Stand 2:De rotor draait met normale snelheid.
Stand N:Geen aandrijving.
4.18Dieptepen (1:S)
De dieptepen heeft als taak de machine stabiel te
houden, zodat de grond kan worden gefreesd.
De dieptepen kan zijdelings worden ingesteld en
vergrendeld met een bout (3:W) aan beide kanten.
In de volgende tabel zijn de verschillende standen
toegelicht:
Richting
Eigenschap
Links
De machine werkt zich naar
voren en helt daarbij naar links
over.
Midden
De machine werkt zich naar
voren en helt naar geen van
beide zijden over.
Rechts
De machine werkt zich naar
voren en helt daarbij naar rechts
over.
Stel de dieptepen verticaal in door de bout (3:X)
terug te draaien, de dieptepen in de gewenste stand
te zetten en vervolgens de bout weer aan te halen.
Verwijder de dieptepen met de bevestigingsarm
door de pen (1:T) omhoog te trekken. De pen is
vergrendeld met een borgpen aan de onderzijde.
5 GEBRUIK
5.1 Brandstof
Lees alle veiligheidsinstructies
zorgvuldig door.
Rook niet en vermijd open vuur in de
buurt van benzine.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van
92-95.
Voeg nooit mengsmering voor tweetaktmotoren
aan de benzine toe.
Vullen
Lees alle veiligheidsinstructies
zorgvuldig door.
Als de motor heeft gelopen, laat deze
dan enkele minuten afkoelen alvorens benzine
bij te vullen.
Ga bij het vullen voorzichtig te werk om
morsen van brandstof te voorkomen.
NEDERLANDS
Zet de frees minstens 3 meter van de plaats
waar u de tank hebt bijgevuld alvorens deze te
starten.
Zo gaat u te werk:
1. Maak het gebied rond de tankdop schoon.
2. Draai de tankdop los.
3. Vul de tank met behulp van een trechter of
gebruik een jerrycan met een tuit om morsen te
voorkomen.
4. Draai de tankdop vast.
5. Zet de frees minstens 3 meter van de plaats waar
u de tank hebt bijgevuld alvorens deze te
starten.
Zet de frees minstens 3 meter van de
plaats waar u de tank hebt bijgevuld
alvorens deze te starten.
5.2 Motorolie
Controleer altijd het olieniveau alvorens
de frees te starten. Anders is er een risi-
co op ernstige motorschade.
Zie ook 4.9 en 4.10. Controleer het olieniveau als
volgt:
1. Plaats de machine zo dat de motor horizontaal
staat.
2. Draai de olievuldop los en controleer of de olie
ter hoogte van de onderzijde van de vuldop-
schroefdraad staat.
3. Vul zo nodig olie bij. Gebruik normale motoro-
lie met de aanduiding SAE 10W-30.
4. Draai de olievuldop weer vast.
Zet de frees minstens 3 meter van de
plaats waar u de tank hebt bijgevuld al-
vorens deze te starten.
5.2.1 Koude motor starten
1. Open de benzinekraan. Zie 4.15.
2. Zet de choke in de stand "CHOKE". Zie 4.14.
3. Zet de gasregeling (1:D) in de stand "START".
4. Houd met één hand de handgreep vast en trek
met uw andere hand langzaam aan het startk-
oord. Zie 4.16. Als het startmechanisme aangr-
ijpt, trekt u het startkoord snel en krachtig uit
totdat de motor start.
LET OP! Trek het koord niet hard tot aan de
aanslag en laat het niet los in de uitgetrokken
stand. Hierdoor kan het startmechanisme be-
schadigd raken.
5. Zet de choke na 3-5 seconden uit.
NL
59