Het instrument configureren
•
Als er geen statusveld voor sondecompensatie in het paneel wordt getoond, kan de oscilloscoop geen compensatiewaarden voor die
sonde opslaan. Zie de Help-sectie van de oscilloscoop voor instructies voor het handmatig compenseren van passieve sondes die niet
worden ondersteund door de sondecompensatiefunctie.
Voordat u begint
De oscilloscoop moet ten minste 20 minuten zijn ingeschakeld om een sonde te kunnen compenseren.
Procedure
Gebruik deze procedure om ondersteunde sondes van de TPP-familie te compenseren die de status Default (Standaard) tonen wanneer
ze zijn aangesloten op de oscilloscoop.
Opmerking: Door een Default Setup (Standaardconfiguratie) uit te voeren, worden de sondecompensatiewaarden niet
verwijderd. Een fabriekskalibratie verwijdert alle opgeslagen sondecompensatiewaarden.
1.
Sluit een ondersteunde sonde aan op een ingangskanaal.
2.
Sluit de sondepunt en de aardkabel van de sonde aan op de PROBE COMP-klemmen.
Opmerking: Sluit slechts één sonde tegelijkertijd aan op de PROBE COMP-klemmen.
3.
Schakel alle kanalen uit.
4.
Schakel het kanaal in waarop de sonde is aangesloten.
5.
Druk op het voorpaneel op de knop Autoset (Automatisch instellen). Op het scherm wordt een vierkante golf weergegeven.
6.
Dubbeltik op de badge van het kanaal dat u wilt compenseren.
7.
Tik op het paneel Probe Setup (Sondeconfiguratie).
Als de status van de sondecompensatie Pass (Goed) aangeeft, is de sonde al gecompenseerd voor dit kanaal. U kunt de sonde
verplaatsen naar een ander kanaal en opnieuw beginnen vanaf stap 1 of een andere sonde aansluiten op dit kanaal en beginnen
met stap 1. Als de status van de sondecompensatie Default (Standaard) aangeeft, gaat u verder met deze procedure.
8.
Tik op Compensate Probe (Sonde compenseren) om het dialoogvenster Probe Compensation (Sondecompensatie) te openen.
9.
Tik op Compensate Probe (Sonde compenseren) om de sondecompensatie uit te voeren.
10. De sondecompensatie is voltooid wanneer de status van de sondecompensatie Pass (Goed) weergeeft. Koppel de sondepunt en de
aardkabel los van de PROBE COMP-klemmen.
11. Herhaal deze stappen voor elke ondersteunde passieve sonde die u voor dit kanaal wilt compenseren.
12. Herhaal deze stappen om ondersteunde sondes van andere kanalen van de oscilloscoop te compenseren.
Opmerking: Voor de meest nauwkeurige metingen opent u het paneel Probe Setup (Sondeconfiguratie) en controleert u of
de status van de sondecompensatie Pass (Goed) is als u een sonde aansluit op een kanaal.
48