Wanneer de flitser wordt gebruikt zonder dat deze de gegevens van de ca-
mera krijgt (bijv. als de camera uitgeschakeld is), dan wordt alleen de op de
flitser ingestelde functie, de stand van de reflector en 'M.Zoom' aangegeven.
De aanduidingen voor diafragmawaarde en reikwijdte verschijnen pas als
de flitser deze gegevens van de camera heeft ontvangen.
Bij sommige camera's wordt de reikwijdte in het LC-display bij hoge
ISO-waarden (bijv. ISO 6400), c.q. bij correcties op de flitsbelichting
onderdrukt
Sommige camera's (bijv. PowerShot G1) geven geen belichtingswaar-
den door naar de flitser. In dit geval verschijnt er geen aanduiding
voor diafragma en reikwijdte in het LC-display van de flitser. Voor het
correct werken van de TTL- c.q. E-TTL functies is dit zonder betekenis.
5.4.1 Aanduiding van de reikwijdte in de TTL-flitsfunctie
In het LC-display van de flitser wordt de waarde voor de maximale reikwijdte
van de flits aangegeven. De aangegeven waarde berust op de reflectiegraad
van 25% van het onderwerp, wat voor de meest voorkomende situaties vol-
doet. Sterke afwijkingen van deze reflectiegraad, bijv. bij zeer sterk of zeer
zwak reflecterende onderwerpen, kunnen de reikwijdte van de flitser beïn-
vloeden.
Let bij het fotograferen op de aanduiding van de reikwijdte in het LC-display
van de flitser. Het onderwerp moet zich in het bereik van ongeveer 40% tot
70% van de aangegeven waarde bevinden. De elektronica van de camera
heeft alleen dan de voor een goede belichting benodigde, voldoende speel-
ruimte. De minimale afstand tot het onderwerp moet minstens op 10% van de
aangegeven waarde liggen om te ruime belichting te vermijden! De aanpas-
sing aan de betreffende opnamesituatie kan door het veranderen van de
diafragmawaarde op het objectief worden verkregen.
Voorbeeld:
In dit voorbeeld reikt de flits van ing. 0,6 m tot 6,2 m. Het onderwerp ligt
dan ideaal als het zich zo tussen ong. 2,5 m en 4,3 m bevindt.
52
5.4.2 Aanduiding van de reikwijdte bij flitsen met handinstelling M, c.q. MLo
In het LC-display van de flitser wordt de afstandswaarde aangegeven die
voor een correct belichte opname moet worden aangehouden. Aanpassing
aan de betreffende opnamesituatie kan worden bereikt door het veranderen
van de diafragmawaarde en door te kiezen tussen vol vermogen M en het
deelvermogen MLo (zie 4.4).
5.4.3 Overschrijding van het aanduidingbereik
De flitser kan reikwijdten tot maximaal 199 m, c.q. 199 ft aangeven. Bij
hoge ISO-waarden (bijv. ISO 6400) en grote diafragmaopeningen kan dat
bereik van de aanduiding worden overschreden. Dit wordt door een pijl, c.q.
een driehoek achter de afstandswaarde aangegeven.
5.4.4 Verdwijnen van de aanduiding van de reikwijdte
Wanneer de kop van de reflector uit zijn normale stand naar boven of bene-
den wordt gezwenkt, vindt in het LC-display van de flitser geen afstandsaan-
duiding plaats!
5.4.5 Omschakeling van meter naar feet (m - ft)
De aanduiding van de reikwijdte in het LC-display van de flitser kan naar
keuze in meter (m) of feet (ft) plaatsvinden. Om de aanduidingen te verande-
ren gaat u als volgt te werk:
• Schakel de flitser via zijn hoofdschakelaar uit;
• houd de toetscombinatie 'Select' (='Mode'-toets + 'Zoom'-toets) ingedrukt;
• schakel de flitser via zijn hoofdschakelaar in;
• laat de toetscombinatie 'Select' (='Mode'-toets + 'Zoom'-toets) los;
• de aanduiding van de afstanden wisselt nu van m naar ft of terug van ft
naar m.
5.5 LC-display-verlichting
Bij het drukken op de 'Mode'- of de 'Zoom'-toets wordt gedurende ong.
10 s. de verlichting van het LC-display van de flitser geactiveerd. Bij het ont-
steken van een flits gaat de verlichting van het LC-display uit.