2. Het binnenapparaat installeren
1. 2. 3.
F
G
B
Fig. 2-7
4.
B
Fig. 2-8
5.
Fig. 2-9
90°
B
A
Fig. 2-10
3. Koelpijp en afvoerpijp
C
ø12,7
395
302
254
A
141
B
D
(96)
ø6,35
B
F
G
Fig. 3-1
28
A
C
D
E
*
C
*
B
A
C
D E
250
288,5
A
C
46
812
D
43
759
(56)
F
Controleer de plaats van de ophangbout (340 mm × 811 mm)
(mm)
1. Draai de ringen 1 2 (bijgeleverd) en de moeren (zelf aanschaffen) van te voren
op de ophangbout. (Fig. 2-7)
* Doe dit in deze volgorde (van boven af aan): moer, geïsoleerde ring 2, ring
zonder isolatie 1, twee moeren.
* Plaats de geïsoleerde ring 2 met de isolatie naar beneden gericht, zoals in de
afbeelding getoond.
2. Til het apparaat op zijn plaats, op de goede positie ten opzichte van de ophang-
bouten. Steek de beugel tussen de ringen 1 en 2, die zich reeds op hun plaats
bevinden en zet deze vast. Doe hetzelfde op alle vier de plaatsen.
* Zorg dat de ophangbout minimaal 20 mm uit het plafond steekt. Als dit niet het
geval is, kunt u het bovenpaneel (los verkrijgbaar) niet installeren.
3. Als de lange opening in de beugel en de opening in het plafond niet op één lijn
zijn, stel deze dan net zolang bij totdat dit wel het geval is.
A Ophangbout (M10 of 3/8")
B Plafondoppervlak
C Moer (M10 of 3/8")
D Ring 2 (met isolatie)
4. Controleer of de vier hoeken allen waterpas zijn ten opzichte van elkaar. Gebruik
hiervoor een waterpas of een doorzichtige plastic (tuin)slang met water erin. (Fig. 2-8)
* Zorg dat de afwijking ten opzichte van het horizontale vlak nooit meer is dan 0,5
graden (circa 6 mm over de gehele lengte van het apparaat).
(mm)
5. Draai alle moeren aan. (Fig. 2-9)
A Ophangbout (M10 of 3/8")
B Transparante plastic (tuin)slang
c Onderkant van beugel
D Maak het voorpaneel hier vast
E Zorg dat deze vlakken op een lijn lopen (0 - 3 mm)
(mm)
2.5. Inlaatopening voor verse lucht (Fig. 2-10)
Gebruik, indien noodzakelijk de aangegeven openingen (zelf maken) op de plaatsen
die in de afbeelding worden aangegeven.
A Inlaatopening voor verse lucht (Plaats voor opening)
B 4 - ø 2,8 schroefgat
Opmerking:
Zorg dat de inlaat van verse lucht niet meer dan 20% van de totale luchtinlaat
bedraagt (als de luchtstroom op het maximum is ingesteld).
Voorzichtig:
Koppelen van een buisventilator en de airconditioner.
Als u gebruik maakt van een ventilator, koppel deze dan aan de airconditioner
als er buitenlucht wordt aangezogen. Laat nooit alleen de buisventilator draaien.
Dit kan leiden tot condensatievorming.
3.1. Locaties van koelleidingen en draineerbuizen
(mm)
A Afvoerleiding (Gebruik PVC pijp buitendiameter van ø26)
B Plafondpaneel (onderkant)
C Koelleiding (gas)
D Koelleiding (vloeistof)
E Elektrische kast
F Afwateringsbakje
G Zorg dat deze oppervlakken op hetzelfde niveau lopen.
E
E Ring 1
F (Plaats deze met de isolatie omlaag)
G Afstand tot de bovenkant van de beugel