u
Monteer de houder voor de wandbevestiging met 2
pluggen en 2 schroeven, 6 x 70 mm, T25 in de bo-
venste boorgaten.
u
Verwijder de onderste afdekking van het aansluitge-
deelte van het laadstation.
Zie daarvoor ook Afb. 5
u
Verwijder de spiraalknikbescherming in het aansluit-
gedeelte van het laadstation en leg deze bij het reste-
rende meegeleverde materiaal.
u
Bij een opbouwmontage: maak een uitsparing voor
het aanleggen van de externe voeding en netwerkge-
gevensleiding aan de daarvoor bestemde breekpun-
ten aan de achterkant van het laadstation (ontbraam,
indien nodig, de breekkanten met behulp van de ron-
de vijl).
Steek de externe voeding en netwerkgegevensleiding
u
door de daarvoor bestemde doorvoeringen en plaats
het laadstation op de reeds gemonteerde houder.
Monteer het laadstation met 2 schroeven, 6 x 90, T25
u
via de bevestigingsgaten in het onderste aansluitge-
deelte.
Aansluiting laadkabel
Schuif de spiraalknikbescherming over de meegelever-
u
de laadkabel met de opening zonder schroefdraad
vooraan.
u
Voer de laadkabel door de voorgemonteerde afdicht-
klem.
AANWIJZING
Let erop dat de voorgemonteerde rubber afdichting goed
vastzit in de afdichtklem.
u
Schuif de laadkabel minimaal 1 cm verder dan de bo-
venkant van het klemgedeelte van de kabelklem.
u
Draai de knikbeschermingsspiraal met een paar om-
draaiingen op de afdichtklem.
AANWIJZING
Draai deze nog niet vast.
u
Schroef de meegeleverde kabelklem in de correcte
positie op de laadkabel.
5110326C_OI-II_Webasto Live Multilanguage
AANWIJZING
De kabelklem heeft twee positiemogelijkheden voor laad-
kabelvarianten 11 kW en 22 kW.
Zorg ervoor dat het opschrift "11 kW installed" niet naar
beneden zichtbaar is bij een 11 kW laadleiding.
Zie daarvoor ook Afb. 6
Monteer de kabelklem in de correcte montagepositie
u
met de meegeleverde zelfsnijdende torxschroeven
(6,5 x 25 mm) en draai deze vast met 5,5 Nm. (Let
op: draai de schroeven niet dol).
De kabelklem moet vlak liggen in vastgeschroefde
u
toestand.
AANWIJZING
Voer een trekcontrole bij de laadkabel uit om te waarbor-
gen dat de laadleiding niet meer beweegt.
Schroef nu de knikbeschermingsspiraal met 4 Nm op
u
de afdichtklem.
u
Sluit de afzonderlijke leidinguiteinden met behulp van
de sleufkopschroevendraaier (3,5 mm) aan op het
rechter klemblok met het opschrift "OUT", overeen-
komstig het voorbeeld op de afbeelding.
u
Steek hiervoor de schroevendraaier in de daarvoor
bestemde opening van de veerontlasting van het
klemblok en open daarmee de klemveer.
u
Steek nu de afzonderlijke leiding in de daarvoor be-
stemde aansluitopening van het klemblok (onderste
opening).
Laadkabel
Beschrijving
N
Blauw
Bruin
L1
L2
Zwart
Grijs
L3
PE
Geel-groen
Zwart-wit
Besturingsleiding (CP)
u
Trek vervolgens de schroevendraaier weer uit en voer
een trekcontrole uit om er zeker van te zijn dat de af-
zonderlijke leidingen correct en volledig vastgeklemd
zijn.
u
Sluit de zwart/witte besturingsleiding (CP) aan op de
klem (onderste contact A). Zie hoofdstuk 3.1.7, "Be-
sturingsleiding (Control Pilot)".
AANWIJZING
Druk het witte veercontact rechts van de aansluiting naar
beneden, terwijl u de besturingsleiding volledig invoert.
u
Voer een trekcontrole uit om er zeker van te zijn dat
de leiding correct en volledig is vastgeklemd.
6.4
De elektrische aansluiting
u
Controleer en verzeker uzelf ervan dat de externe
voeding spanningsvrij is en maatregelen tegen het
opnieuw inschakelen zijn genomen.
u
Controleer en vervul alle voor de aansluiting noodza-
kelijke eisen die eerder in deze handleiding zijn ge-
noemd
u
Haal de kabeldoorvoertules uit het meegeleverde ma-
teriaal
u
Schuif de kabeldoorvoertule over de externe voeding
(aanwijzing: let erop dat de invoerhulp van de tule
zich in de geïnstalleerde eindtoestand aan de achter-
kant van het laadstation bevindt, positioneer deze
echter nog niet in de behuizingsdoorvoering)
u
Indien er ook een gegevensleiding moet worden aan-
gesloten, gebruikt u de tweede meegeleverde kabel-
doorvoerstule en herhaalt u de eerder genoemde
stap.
AANWIJZING
Bij het aansluiten van de gegevensleiding moet er reke-
ning worden gehouden met de buigradius van de gege-
venskabel. Eventueel moet een hoekstekker of -adapter
worden gebruikt.
u
Verwijder de ommanteling van de externe voeding.
Zie Afb. 4
u
Bij het gebruik van een starre externe voeding buigt u
de afzonderlijke leidingen, met inachtneming van de
minimale buigradii, dusdanig dat een aansluiting op
de klemmen zonder grote mechanische belasting mo-
gelijk wordt.
u
Verwijder de isolatie van de afzonderlijke leidingen
overeenkomstig de weergave. (Aanwijzing: vermijd
beschadigingen aan de koperlitze)
NL
67