● Span de kabel (4) met de moer (3) tot
de wielaandrijving wordt ingeschakeld.
Laat de beugel van de wielaandrijving
vervolgens los, schakel de
verbrandingsmotor uit en haal de
moer (2) aan.
● Controle:
Als de beugel van de wielaandrijving
niet wordt bediend, is de kabel licht
gespannen en kan het apparaat worden
teruggetrokken – de wielen blokkeren
hierbij niet.
Kabel van de versnelling
instellen
RM 756 GC, RM 756 GS
Onderhoudsinterval:
Indien nodig
Het afstellen van de kabel is nodig:
– als bepaalde versnellingen niet goed
werken.
Kabel afstellen
● Span de kabel (1) met behulp van de
twee moeren zodanig (2, 3) aan de
onderkant van de duwstang, dat alle
drie de versnellingen correct werken.
Kabel wielaandrijving afstellen
RM 756 GC, RM 756 GS
Onderhoudsinterval:
Indien nodig
Het afstellen van de kabel is nodig:
– wanneer de wielaandrijving bij
geactiveerde beugel van de
wielaandrijving niet werkt.
100
– wanneer de wielaandrijving permanent
ingeschakeld is. Dit betekent dat de
grasmaaier zich ongewild in beweging
zet bij het uittrekken van de startkabel,
hoewel de beugel van de
wielaandrijving niet is geactiveerd.
Kans op letsel!
De kabel van de wielaandrijving
moet goed zijn ingesteld wanneer
met het apparaat wordt gewerkt.
Spanning van de kabel controleren:
1. 3e versnelling inschakelen en aan de
startkabel trekken; de grasmaaier wordt
26
niet aangedreven.
2. Trek de beugel van de wielaandrijving
naar de duwstang en houd deze vast en
trek aan de startkabel – de grasmaaier
wordt aangedreven.
Kabel afstellen:
● Span de kabel (1) met behulp van de
twee moeren zodanig (2, 3) aan de
onderkant van de duwstang, dat de
wielaandrijving ongeveer bij de helft
van het traject van de beugel van de
wielaandrijving wordt ingeschakeld.
11.10 Opslag en stilleggen
27
(winterpauze)
Apparaat in een droge, afgesloten,
stofvrije ruimte opslaan. Bewaar het
apparaat altijd buiten het bereik van
kinderen.
Eventuele storingen voor het opslagen
corrigeren. Het apparaat moet steeds
gebruikklaar zijn.
Brandstof uit de brandstoftank aftappen en
carburateur ledigen voor de opslag (bijv.
door leegrijden).
Neem bij een langere stilstand van het
apparaat (winterpauze) bijkomend de
volgende punten in acht:
● Maak alle onderdelen aan de
buitenkant van het apparaat zorgvuldig
schoon.
● Smeer alle bewegende delen goed in
met olie of vet.
● Schroef de bougie eruit (zie
gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor)
en giet ca. 3 cm³ motorolie in de
bougieboring in de verbrandingsmotor.
Laat de verbrandingsmotor een paar
keer zonder bougie doordraaien (aan
de startkabel trekken).
Brandgevaar!
Houd de bougiestekker wegens
ontstekingsgevaar uit de buurt van
het bougiegat.
● Bougie terug inschroeven (zie
gebruiksaanwijzing
verbrandingsmotor).
● Ververs de olie (zie gebruiksaanwijzing
verbrandingsmotor).
12. Transport
Kans op letsel!
Lees voor het transport het
hoofdstuk "Voor uw veiligheid", in
het bijzonder het hoofdstuk
"Transport van het apparaat"
zorgvuldig door en volg de
instructies op. (
4.4)
12.1 Apparaat vastsjorren
Apparaat enkel op een zuivere,
vlakke laadbodem, op alle 4 wielen
staand vervoeren.
0478 111 9937 B - NL
28