verwacht. Instrueer de patiënt om de
onderkous over het been aan te trekken.
De onderkous moet over de knie worden
getrokken en dient de hiel te bedekken.
De onderkous kan desgewenst op maat
worden geknipt. Als er een knie- en/of
bovenbeendeel wordt gebruikt, wordt
het niet aanbevolen om de onderkous af
te knippen tot deze delen zijn gepast
over de onderkous, om de overtollige
lengte te bepalen. De compressie-
enkelsok kan over de onderkous worden
gedragen. De enkelsok kan ook worden
gedragen met de bovenste manchet
omgeslagen over het onderbeendeel,
door de enkelsok aan te trekken na het
onderbeendeel. Dat is een keuze voor de
arts en patiënt.
Stap 8:
Om het onderbeendeel aan te trekken
moet de patiënt het rond het been
plaatsen met de zwarte kant van het
materiaal tegen de huid en met de
onderste rand net boven de malleolus.
Instrueer de patiënt om de bovenste
twee banden af te rollen, ze boven en
onder elkaar over de voorkant van het
been te trekken en losjes te bevestigen
aan de buitenkant van het
verbandmiddel om dit op zijn plaats te
houden. Let op dat de patiënt de banden
niet onder de het verband steekt. Het
klittenband mag nooit in contact komen
met de huid of onderkous.
Tip:
Als het onderbeendeel te lang is voor de
patiënt, kan het 3 cm worden ingekort.
Knip langs de aangegeven lijn op de
zwarte achterkant van het materiaal.
Knip zowel de body als de spine af.
Stap 9:
Als het onderbeendeel op zijn plaats zit,
instrueert u de patiënt om de onderste
twee banden van het verbandmiddel af
te rollen en ze boven en onder elkaar
over de voorkant van het been te trekken
Als er een stevige en comfortabele
compressie is bereikt, kan de patiënt de
onderste band vastmaken. Voordat de
tweede band van onderen wordt
vastgemaakt, instrueert u de patiënt om
de derde band van onderen los te maken.
De patiënt moet de tweede band
aantrekken terwijl hij/zij de tweede en
derde band strak houdt, tot een stevige
en comfortabele compressie wordt
bereikt. Daarna wordt de band bevestigd
aan de buitenkant van het
onderbeendeel. Herhaal deze procedure
voor de resterende banden. Instrueer de
patiënt om elke band afzonderlijk vast te
maken. Het verbandmiddel moet goed
aansluiten en geen rimpels vormen, en
er mogen geen gaten zijn tussen de
banden van het onderbeendeel.
Stap 10:
De banden moeten stevig worden
aangetrokken, maar mogen niet knellen,
zodat een therapeutische compressie
wordt verkregen die de patiënt goed
verdraagt. Als de patiënt en therapeut
dat wensen, kan de BTS-kaart worden
gebruikt om de juiste drukniveaus te
bepalen en te noteren. De banden
hoeven niet allemaal dezelfde druk te
hebben. Als er meer dan één drukniveau
wordt gebruikt voor de behandeling,
kunt u de BTS-kaart gebruiken om de
juiste drukniveau te bepalen en te
noteren. Leg hiervoor een van de
verticale richtlijnen op de band die
wordt gekalibreerd evenwijdig met de
driehoek op de kaart. Noteer daarna
waar de tweede verticale richtlijn valt.
Op deze manier kan de patiënt thuis de
druk zelf veilig bepalen.
Nederlands
Dutch