* L2: Verklikkerlamp beveiligingsinrichting: gele led.
Geeft aan dat de thermische beveiligingsinrichting of de
beveiliging voor onjuiste toevoerspanning heeft ingegrepen.
Als "L2" brandt knippert er een alarmcode op "D1". De gene-
rator blijft met het net verbonden maar levert geen stroom in
de uitgang.
Alarmcodes:
15 - Overspanning.
16 - Onderspanning.
11 - Geen koelvloeistof.
12 - Oververhitting vermogenmodule.
22 - Configuratie van de kaart 15.14.149 verkeerd of
communicatie niet stabiel.
10 - Geen fases
* 1 : Keuzetoets lasprocedure.
Voor de keuze van de lasprocedure.
De brandende led naast het symbool bevestigt de keuze.
Procedures:
- elektrode (
);
- TIG 2 TIJDEN MODUS (
- TIG 4 TIJDEN MODUS (
- TIG BILEVEL (
)
* 2 : Toets van het stroomregelsysteem.
Selecteert het regelsysteem van de lasstroom:
- vanaf het paneel aan de voorkant "van binnenuit"
- vanaf de bediening op afstand "van buitenaf"
Dan kan door middel van "E1" de maximaal selecteerbare
stroomwaarde ingesteld worden door middel van de bedie-
ning op afstand.
* 3 : Keuzetoets LIFT/HF.
Voor de keuze van het soort ontsteking voor het TIG DC lassen:
- TIG LIFT-ARC ontsteking (
- TIG HOOG FREQUENT ontsteking (
De led naast het symbool licht op ten teken dat de keuze
bevestigd is.
* 4 : Toets voor de keuze van het type stroom voor TIG lassen.
- CONSTANTE stroom met of zonder STIJG-/DAALTIJD
- PULSSTROOM met of zonder STIJG-/DAALTIJD
- GEMIDDELDE FREQUENTIE stroom met of zonder
STIJG/DAALTIJD
De led naast het symbool gaat branden ter bevestiging van de
keuze.
De functie GEMIDDELDE FREQUENTIE is niet geactiveerd in AC.
* 5 : Potentiometer.
Selecteert de GASNASTROOMTIJD en varieert van 0 tot 25
seconden.
* Display D1.
Visualiseert de lasstroom of de waarde van de lasparameter
gekozen met "S5" op de grafiek "G1". Wordt gebruikt voor
alarm- en foutmeldingen en om de set-up parameters in te
stellen.
* S5: SET-UP/parameters toets.
Hiermee wordt er toegang verkregen tot de SET-UP en tot de
waarden van de lasparameters.
Als hij bij het aanzetten ingedrukt wordt, terwijl op "D1" de
softwareversie verschijnt, wordt er toegang verkregen tot de
set-up parameters.
Als hij na de procedure voor het aanzetten van het lasappa-
raat ingedrukt wordt, worden in volgorde de in de grafiek
"G1" getoonde lasparameters geselecteerd met door "D1"
getoonde waarde en varieerbaar met "E1".
Tu
Stijgtijd
I
Lasstroom
Ib
Basisstroom bij pulslassen en gemiddelde frequentie
Tp
Piektijd bij pulslassen en gemiddelde frequentie
Tb
Basistijd bij pulslassen en gemiddelde frequentie
Td
Daaltijd
);
);
);
).
If
Eindstroom
I2
Tweede lasstroom in BILEVEL
Wanneer
er met GEMIDDELDE FREQUENTIE
gewerkt wordt, gaan de ledden Tp en Tb tegelijk
branden en verschijnt op het display "D1" de waar-
de van de pulsfrequentie.
* Set-up parameters.
Door "S5" in te drukken na het aanzetten, terwijl op "D1" de
softwareversie verschijnt, wordt er toegang verkregen tot het
set-up menu (bevestigd door een "0" midden op het display
"D1"). Met "E1" kunt u de set-up parameter veranderen, met
"S5" kunt u de gewenste parameter bevestigen, met "E1" kunt
u de waarde veranderen, met "S5" bevestigt u de waarde,
enzovoorts.
0 Setup sluiten
1 Instelling van het percentage beginstroom van de
lasstroom (2÷200% default 50)
2 Gasvoorstroomtijd (0÷25s, default 0 s)
3 Percentage Arc-Force (MMA, 0÷100% default 30%)
4 Percentage Hot-Start (MMA, 0÷100% default 80%)
5 Niet gebruikt
6 Min. waarde van de stroom met de afstandsbediening
(6÷max,default 6)
7 Max. waarde van de stroom met de afstandsbediening
(6÷max, default max)
8 Niet gebruikt
9 Reset van alle parameters
10 Keuze afstandsbediening 0= RC12 1=RC16 (default 1)
11 Keuze tussen bilevel 2T en bilevel 4T 0= B. 2T 1=B.
4T (default 1)
14 Wijze van instelling van de basisstroom van pulserend
TIG (0=in Ampère, 1=% van de piekstroom)
Als de parameters "9" ingesteld worden en "S5"
wordt ingedrukt, dan worden alle set-up parame-
ters op de fabriekswaarden teruggebracht.
Om set-up te verlaten en de ingestelde waarden op
te slaan moet u naar de parameter "0" terugkeren
en "S5" indrukken.
Werking:
De machine slaat de laatste lasstaat op in het
geheugen en vertoont deze weer als hij weer aan-
gezet wordt.
* Zet de aan/uit schakelaar (I1) op "l"; het controlelampje span-
ning aanwezig (L1) (groene led) gaat branden ten teken dat de
installatie onder spanning staat.
* Op het display (D1) wordt de softwareversie voor het beheer
van het bedieningspaneel (bijv. 3.9) gedurende drie seconden
weergegeven.
* Nadat er drie seconden verlopen zijn gaan alle ledden van
het paneel branden (ter controle) en op het display verschijnt
het vermogen van de machine (352) met een interval van 650
milliseconden.
* De ledden van het paneel doven en vanaf dat moment is het,
gedurende drie seconden, mogelijk:
- de SETUP modaliteit te betreden door de toets SETUP/
parameters in te drukken.
- of tot het lassen over te gaan (of de parameters te wijzigen).
* Als u gekozen heeft om de SETUP modaliteit te betreden, dan
wordt dit bevestigd door een "0" in het midden van het dis-
play (D1).
- Draai het codeerorgaan (E1), op het display (D1) verschijnen
(in volgorde) de nummers overeenkomstig met de parame-
ters (0÷14) (zie SETUP/parameters toets); stop op de gewen-
ste parameter en druk op de toets SETUP/parameters (6).
79