2
CONTROLEER VÓÓR EN NA GEBRUIK
Voor veilig rijden en een lange levensduur van het voertuig wordt aangeraden om:
1 Alle vloeistofniveaus te controleren.
2 Een correcte werking van de remmen en remblokken te controleren
3 De druk, algemene conditie en dikte van de trede te controleren
4 De juiste spanning van de spaken te controleren.
5 De kettingspanning te controleren
6 De afstelling en de goede werking van alle flexibele besturingskabels te con-
troleren.
7 Schroeven en bouten in het algemeen na te lopen.
8 Bij een draaiende motor de werking van de koplampen, achterlicht, remlicht,
richtingaanwijzers, controlelampjes en de claxon te controleren.
9 Het voertuig grondig te reinigen na gebruik op terrein
INRIJDEN
Het inrijden duurt ongeveer 1000 km Gedurende deze periode wordt aangeraden om :
• Te voorkomen op constante snelheid te rijden .
• Vermijd om de gashendel meer dan 3/4 over te draaien .
LET OP:
Wanneer 1000 km bereikt is, vervang dan de olie en laat alle controles uitvoeren
die vermeld worden op pag. 59.
NL
(pag. 51).
30
(pag. 44).
(pag. 10).
(pag. 57).