Neem
de
minimale
-
weergegeven op Fig. 12 in acht.
5.6.2.3 Verdeling van warme lucht :
De verdeling van de warme lucht in de aangrenzende
ruimtes kan verwezenlijkt worden door :
•
Verwijder de afsluiters die op de bovenkant van de
haard zijn voorgesneden, door, met behulp van een
boor van Ø 6, op de aangewezen plaatsen 3 gaten
van Ø 2 te boren die hiervoor voorzien zijn.
Vervang de afsluiters door buizen van Ø 125 voor
warme luchtuitlaat als optie (Fig. 3).
•
Plaats de afdekplaten op de dubbele laag van het
verhittingslichaam.
•
Bescherm de doorgangen van verdeling van
warme lucht thermisch (minstens 16 cm tussen de
warme luchtbuis en brandbare materialen) en
geïsoleerde warme luchtbuizen gebruiken. De
gekozen materialen dienen een voortreffelijke
hittebestendigheid (MO geklasseerd) te hebben.
LET OP :
De
warme
luchtbuizen
onderdelen van het rookafvoer traject niet raken en nog
minder door het rookkanaal gaan.
•
Ga vanaf het apparaat in verticale buizen naar de
grootst mogelijke hoogte om de convectie circulatie
te bevorderen, beperk horizontale buizen en het
aantal bochten.
•
Verzekeren u van een lucht „terugkeer" traject van
de te verwarmen ruimtes naar de ruimte waar het
apparaat is geplaatst, of leg deze aan. Zorg ervoor
dat de werking van het warme lucht traject het
ventilatie dispositief van de woning niet verstoort.
•
Het is belangrijk om zich gedurende de werking
ervan te overtuigen dat het „convectie"lucht
vermogen door de inlaatopeningen gaat en door de
warme luchtuitlaten weer naar buiten gaat. Als dat
niet het geval is, dient de doorsnede van de uitlaat
die werkt totdat de andere uitlaten warme lucht
blazen verminderd te worden : het gebruik van
regelbare uitlaten maakt het mogelijk om deze
stabilisatie gemakkelijk te verwezenlijken.
•
De afdekplaat, gemonteerd voor de opening van
luchtuitlaat in de voorkant, kan geregeld worden
om het vermogen van de warme luchtuitlaten te
laten afwisselen; echter zij behoudt een „veiligheid"
luchtdoorvoer opening van 10mm : dit maakt het
mogelijk om oververhitting van het apparaat te
vermijden wanneer geen enkel van de 4 uitlaten
van Ø 125 open is.
NOTA : Wanneer de schoorsteen klaar is, dient de
oppervlakte temperatuur van de wanden van de
steunruimtes voor de schoorsteen de 50° C niet te
overschrijden gedeeltelijk toegankelijk (Fig. 13).
5.7 - Aanbevelingen en installatievoorbeelden
inbouwafmetingen
mogen
de verschillende
Het apparaat dient op een bodem met een voldoende
draagkracht geïnstalleerd te worden. Als een bestaande
bouw niet aan deze voorwaarde voldoet, moeten
adequate maatregelen (bijvoorbeeld, de installatie van
een draagkracht verdelingsplaat) getroffen worden om de
bodem genoeg draagkracht te geven.
5.7.1
-
Installatie
schoorsteen
•
Figuur 17, gegeven als voorbeeld, vertegenwoordigt
de plaatsing in een schoorsteen DEVILLE.
•
De manier van aansluiting vertegenwoordigt de
meest gangbare, d.w.z. :
- Aansluiting op gemetselde buis in afwachting aan
het plafond door een speciaal element.
- Andere mogelijkheden bestaan : raadpleeg de UTD
24-2-2
•
Een warme luchtuitlaat van 800 cm ² met minimale
doorsnede dient in de voorkant of aan de zijkanten
ingericht te worden op tenminste 300 mm van het
plafond om de hitte af te voeren en de temperatuur
binnen het geheel te verlagen.
•
Er kan eveneens een luchtuitlaat in de ruimte
gelegen achter de schoorsteen voorzien zijn of op
de verdieping erboven, zie paragraaf verdeling
van warme lucht.
5.7.2 - Installatie in een bestaande haard gebouwd in
vuurvaste materialen en normaal voorzien voor
een open vuur
Aansluiting schoorsteenkant (zie voorbeeld Fig. 14) :
• Het is absoluut noodzakelijk om op geïsoleerde
wijze de basis van het rookkanaal af te dichten
Elke luchttoevoer hierin zal ten koste gaan van de
goede werking van het apparaat.
• Plaats een afdichting
flens in staal
-
Blokkeer de flens
-
Het bovenste deel van de kroon van de mortel
zal in de vorm van een trechter zijn.
• Plaats de aansluitbuis
en zorg ervoor dat deze geblokkeerd blijft in de
hoge positie.
-
Het einde van de buis mag niet de flens
overschrijden
het apparaat.
-
De aansluitbuis dient een doorsnede van ten
minste 153 mm te hebben.
Aansluiting apparaatkant :
•
Plaats het apparaat in de haard (zie paragraaf
5.8) en schuif de buis in de vertrekbuis van het
apparaat (Fig. 14).
72
in
een
te
bouwen
op de hele omtrek van de
. Daarvoor :
met vuurvaste mortel.
in de verzegelde flens
na inschuiven in de buis van
nieuwe
.